Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekend
[pagina 61]
| |
XVIII. (Aan Mr. H. Noordkerk).WelEdelGestrenge Heer!
De ongemeene strenge koude hindert my zo daanig dat ik by kans niets doen kan dan laat opstaan, over 't vuur hangen, & een bagatelle leezen. Dit deed my voor ik uwen geëerden ontfing, reeds vreezen voor UwelEd.Gestr. Die onaangenaame brief verzekert my dat ik niet mis gehad hebbe. De Hoop, myn waarde, & altoos hoogst geëerde Vriend, op een zagt saysoen, klaart deeze nevelen op, & 't zal my zeer ontschieten, zo ik, voor myne Zeeuwsche reis, nog niet eens adieu zal komen zeggen by UwelEd.Gestr. & U in beter staat ontmoeten als ik thans vrees dat Gy zyt. Uwe attentie is voor my vleyender dan die van den grootsten Vorst der aarde; dog ik bid & smeek U, geef U, om my dat genoegen te geeven, tog geene moeite, ik weet dat gy my kent, & dat ik zeker by U blyf, die ik was sinds een ongelukkig leeven my by U heeft bekent gemaakt.Ga naar voetnoot1 Wat my betreft, ik schryf UwelEd.Gestr. zelden, uit vrees van uwe politesse te noodzaaken my te antwoorden - zie daar de grond van myn hart - zie daar wat ik denke. Maar indien ik zo gelukkig zyn mag van U weer beter te zien, dan zal ik weer rekenschap geeven van myn tyd, & de diepe eenzaamheid die myn lot is. Komt my voor, dat, naar maate men meer leert denken, men minder uitwerkt, men krygt zekere keurigheid, die ons niet permitteert in het mediocre voort te gaan. Ik ben volmaakt gezond, & besluit dat ik, of een ongevoelig schepsel, of eene verstandige vrouw ben, want niets breekt myne innerlyke rust, & ik possedeer myne ouwde levendigheid zo zeer als ooit. Myne lieve Boeken, myne Printen, myn pen & inkt, wat ben ik die niet verpligt! ze doen my niet eens zien wat de beestagtigsteGa naar voetnoot2 dronkenschap kan uitwerken; & voor 't overige troost ik | |
[pagina 62]
| |
my in het denkbeeld, dat dien God, die ik zeer gebrekkig, maar echter opregt diene, my alleen niet in kommer en angsten zal laaten. Hy zal er in voorzien, - wanneer? Hy weet het & zynen wil geschiede. De waereld staat nog voor my oopen, ik ben in 't schoonst van myn leeven & de gezontheid die ik geniet, geeft als 't waar fermeté aan myn denken. Verschoon my, myn Vaderlyke Vriend, dat ik U myn hart uit schudde. Wie heb ik (serieus gesproken) by wien ik dit kan of wil doen. 't ligt [verlicht] altoos als ik U zo eens iets zegGa naar voetnoot1. God zy met U in leeven & Dood! ik die u bemind en geëert hebbe in uw leeven zal uwen dood met kinderlyke traanen beweenen; niet om dat ik U oud, & vol corrupties des ouderdoms, juist heel lange hier wensche, neen, maar om dat de schoone natuur ons aandryft om bedroeft te zyn over iemand die ons heeft welgedaan. Ik tekene my met de uiterste hoogagtinge & de tederste genegentheid
UwelEd.Gestr. ootmoedige Dienaresse
Betje Wolff geb. Bekker.
Beemster, 19 Feb. 1771. |