Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekendXVII. (Aan Mr. H. Noordkerk).WelEdelGestrenge Heer!
Zie daar weder het jaar geëndigt. Het nieuwe begint. Zoud Gy my 't ongelyk kunnen doen van te denken dat ik UwelEd.Gestr. niet met de grootste & affectieuste hoogachtinge dankbaar blyve voor de pretieuse blyken uwer zo dierbaare, als vuurig begeerde vriendschap? Zoud Gy kunnen twyffelen of myn hart u niet alles toe wenscht wat instaat is U hier gelukkig & hier na maals volmaakt zalig te maaken? Terwyl ik deezen schryf vloeit myne ziele over van tedere liefde voor U; liefde zo zuiver dat zy den staat der Hemelingen niet onteert. Liefde, die zeer naby komt aan het geene ik voor mynen ouden & altoos braaven altoos lieven Vader gevoele. Dog die echter nog van eene gemeenzaamer aart is. Stoor u niet aan dit woord; 't behelst niets oneerbiedigs, maar vriendschap, is, in zich zelf, van meegaanden aart. Ik weet niet of ik my wel uitdrukke, - dit weet ik, dat Gy my al die sentimenten inspireert, die myn hart veredelen, & verheffen boven het frivole eener nietige waereld. - Ik bidde de dierbaere continuatie uwer gunst; ik bidde, laat de omstandigheid dat toe, vereer my met de blijken daar van geduurend uw leeven, & wees verzekert dat ik geen grooter lof ken dan te kunnen roemen, als gij er niet meer zyt: | |
[pagina 60]
| |
die groote man heeft zich verwaardigt my lief te hebben. Gy moet myn gevoelig hart, & myn leevendig Temperament hebben om te weeten hoe zeer ik my gelukkig agt in die gunst. Kan ik niets doen om my die waardig te maaken? De toegezonden Boeken zal ik met attentie leezen, & trachten te voldoen aan uwe ordre nopens het zeggen van myne gedagten. De Heer RadermacherGa naar voetnoot1 heeft my den dood van zynen Oom den Heer La RueGa naar voetnoot2 gecomuniceert, overleden in den ouderdom van ruim 75 jaaren. Ik weet niet wat het is moeder te zyn, doch de lieve & zeer wel opgestelde brieven, van myne zustersGa naar voetnoot3 kindertjes, charmeeren my zo, dat ik het U moet mededeelen. Ze schryven, vooral de kleine Jan, eene schoone hand, & vry goed Fransch, alle verlangen ze hunne Tante te zien, N.B. om dat ik zo braaf met hun kan ravotten by Grootvader. En ze zenden my eene heele trommel vol St. Niclaasgoed, - (lach eens myn lieve ouwe man over dat present!) Grootvader was zo goed niet of hy moet hun trommel in het mandje met zeeuwsche vrugten & schocolaad in zetten. En ik, malloot, als ik ben! kreet wat ben je me over zulke allerliefste hartjes, die van hun lekkers zo gul mededeelen & wat kryg ik een: ‘nagt lieve tante lief vooral komen,’ dat is het slot van hunne brieven. O Natuur, o tendresse, o divin caractère. Maar ik abuseer van uwe goedheid, door zo lang te praten. Adieu myn waarde & venerable Vriend. Vergeef het familliaire om het hart - dat is goed; gy weet het, als ook dat ik met de vuurigste liefde & grootste agting altoos ben
Uwe verpligte Betje Wolff.
1 Jan. 1771 in de Beemster. |