Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekendXIV. (Aan Mr. H. Noordkerk.)WelEd.Gestrenge Heer!
Onder de brieven die ik altoos met een levendig genoegen ontvang zyn die, welke Gy my vereert, altoos de voornaamste. De smaak die ik durf zeggen, te hebben in het uitproeven van verdiensten, geeft my in uwe altoos dierbaare vriendschap aangenaamheden, waar van gemeene zielen geen denkbeeld hebben. Noemt gy my, votre Philosophe! ik ambiëer dien titel; omdat het my voorkomt, dat de waare Philosophie het eenig arcanum is, om in het hart van allerlei chagrin, & overdadigheid, niet alleen gerust, maar ook voor ons zelf, & onze vrienden vrolyk te leeven. Wat my betreft, ik danke den Hemel, voor eene gezondheid die volmaakt is, & my wel tien jaaren jonger maakt als ik ben. De vrolyke lustigheid is by my, & in myne situatie, de vrucht der Reden geholpen in 't opwasschen door een genoegelyk temperament. Ze heeft niets gemeens met die bruyante vermaaken welke de beau Monde verschaft, maar ze is op den duur aangenaamer, & laat geen denkbeeld van berouw na. Myne intime vriendschap met een der hemel burgeresses (zo als Pope haar noemt,) Hoop, is in staat om, veel al, kommer & zorg geheel weg te jaagen, terwyl zy my de dingen uit het vrolykste licht vertoont; want het is tog waar dat Reden, & Godsdienst ons niet ongevoelig maken, maar zy fourneeren ons het nodige om niet te wankelen. De vrolyke Gouwenaars diverteeren my met hunne affectieuse & | |
[pagina 46]
| |
grappige brieven. De Burgemeester kwelt my zeer om een Naam voor zyn heerlyk Rhyn en Dyk, & zegt: ‘Toe Betje bedenkt tog wat, of Raadwyk komt er voor, het Hek word al gevlogten, de tyd nadert sterk. Ik beloof u er in te zetten wat gy uitdenkt, & wilt gy er by hebben Betje Wolff invenit; Foi du Republiquin, 't zal er by. Maar weet je wel, dat je al onze dames, & myn slaapkameraatje vooral aan den hals zult krygen? Eerst omdat gy deezen winter niet te Pypenburg komt, & dan noch vooral omdat gy haaren Gunsteling zo aartig in de knip hebt. Meid lief kom tog nog over; ik zal u van Amst. haalen, zeg maar hoe neer, wy zullen ons wel diverteeren al is het winter.’ Dog ik moet bedanken, ik kan nietl zo als UwelEd.Gestr. wel zult begrypen, die weet wat ik te doen hebbe. Abizag zal zodra zy zo verre komen kan, haar Compliment by U afleggen, mits dat gy haar 't negligez toestaat; want eer de Meniste Kamerdienaar haar zo netjes als een zusje van zyn Geloof heeft opgeschikt, zou het te lang aanlopen. 't Meisje zal er vry leevend uitzien in weerwil haarer droefheid, 't zal ook zich niet heel froide houden. Nature est mon Guide, nu weet Gy al hoe 't zyn zal. 't Komt my, by continuatie voor, dat onze nette lieden (dat zyn ze zeker) te weinig kennis hebben aan myn groote Vriendin, & indien ik de kunst van polysten eens zo op den duim heb als zy, willen wy eens zien of wy elkander verre ontloopen. Dat een Meniste Dominé vatbaar is voor glorie, dat zie ik. Dog als wy eens een groot belang in iemant genomen hebben dan wilt d'Eigeliefde niet, dat wy changeeren; & Ds. Loosjes wierookt de Idole die hy zelf gemaakt heeft, terwyl hy, mogelyk, in zyn schelmsche trant zegt: ‘is dat niet het groote Babilon dat ik gebouwt hebbe. Ziende, zegt hy, dat ik zo vorder is hy grootsch op my.’ Hoor zulk gesnoef eens, ‘ik heb altijd gezegt dat een kundig man u zo verre zoude brengen, ook door geringe fouten te doen myden, & dat, als gy wilt, gy alles doen kunt. Wat plaisir voor my te hooren, dat elk die uw Walcheren leest, verrukt is van al het fraaye, en dat men uwen edelen smaak in het Theologische die eere aandoet, die u toekomt van alle redelyke menschen; ik dagt niet dat gy 't Engels in die volmaaktheid verstond; nooit schreeft g' iets dat my zo | |
[pagina 47]
| |
behaagd als uwe Voorrede. Lief schepsel, zag ik u nog eens zo gelukkig als myn hart u wenscht.’ De Beemster Kermis heeft al eenige uuren gehad. De Burgem. schreef my dat ik tog Hansje niet moest vergeten, comme Directeur de cette foire, ik heb hem al pront er in.Ga naar voetnoot1 Wat heeft Myn Heer de Schout het drok. Gewapend met zyn zwaard & stok, Volgt hem zyn diender wel in 't wapen. Een knevel voor dat werk geschapen, Vlug, groot, grof, onbeschaaft en sterk, Wy zyn tot zweetens toe aan 't werk, Om elken kraamer plaats te wyzen, Om kwesties die er somtyds ryzen, Te stillen met veel deftigheid, Daar ieder vast het zyne zeid, En om meteen hun beurs te maaken, Prodeo word hier nooit getwist’ enz. Dog ik abuseer van uwe attencie. Maar 't is een fête voor my, U zo familliair te mogen schryven. BielfeldGa naar voetnoot2 behaagd my voor délassement boven alles & vervolg op Histoire Générale neem ik met dankbaarheid aan: & d'almenak zal ik tot een gedagtenis dragen, terwyl ik niet ophouden kan te zyn, met de grootste affectie & de meeste agting UwelEds.Gestrenges vrolyke
Betje Wolff
In den slyk onreine, 21 Nov. 1770. |