Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekend
[pagina 33]
| |
XII. (Aan Dr. Maarten Houttuyn.)Ga naar voetnoot1Mynheer, zeer geachte Vriend!
Ofschoon myne geheele ziel als verzwolgen is in de ziel van Abisag,Ga naar voetnoot2 & ik al verscheidene dagen nu & dan de pen heb moeten neerleggen, te sterk ontroerd zynde door het tafreel, 't welk ik maakte van haare smarte, & 't welk zy aan haare Vriendin Orpa mededeelt; zoo zal ik echter de composure van dat stuk opschorten, om Uwen zeer welkomen, eergister avond ontvangen, te beantwoorden. Oordeel nu, myn Vriend! hoeveel ik my gelegen laat leggen aan uwe zeer met iever begeerde openhartige Correspondentie. Eerst het huishoudelyke. Uw verzoek vereert my, dog niet in staat zynde reciproque te doen, vrees ik te veel verpligtinge te zullen maken, om er van te profiteren, schoon ik met Zeeuwsche gul- en rondheid nog persisteer in de betuiging, dat ik het wenschte. Wy zouden op verschillende pointen ook te gegeneerd zyn, dit begrype ik duidelyk. En onze openhartige discoursen te transporteren en by anderen (ik noem niemand omdat ik niemand ken in H[oorn] aan wie ik my genoeg laat gelegen zyn) is niet goed. Permitteer my des, dat ik uw gedult nogmaal door een uitgestrekten brief op de proef stelle. Er zyn veele zaaken in Uwen gerespecteerden, waaromtrent ik moet antwoorden; om my zelf wille, & gy zult wel zoo charitable zyn, om my te willen hooren. Ter zaak. Gy begrypt wel dat ik U myne vertaaling van Craig (ik spreek zoo opregt als gy zelf) alleen pour la bienséance gezonden hebbe. | |
[pagina 34]
| |
Ik heb genoeg intimiteit met lieden, die denken als gy, om niet onkundig te zyn, dat gy een werkje van dien aart slechts ter loops inziet. Het ontschiet my niets ter wereld. Iemand, die my uit achting of vriendschap de tweede druk van Frans BaltesGa naar voetnoot1 present deed, moest het niet in 't hoofd krygen, dat ik verpligt was het te lezen. Gy verstaat my. Redelyk & vry denkende over de Christelyke Godsdienst, & tegelyk sterk sprekende voor de Revelatie, kan het my niet vreemd voorkomen dat ik by twee soorten van menschen verdagt & gehaat, ja zelf met kleinachting begroet zal worden. Ik zie, dat gy ook in dit concept zyt, & 't is natuurlyk. Dog er is een derde soort, die noem ik, & dat denk ik met de grootste billykheid, redelyke Christenen. De estime, het applaudissement derzelve is myn waarachtig but. Reeds heb ik in verscheide brieven my gezonden, gezien, dat ik die nooit meer hebbe dan nu. Ik noem hier alleen de uitmuntende Dr. G.Ga naar voetnoot2, den grooten Mr. N.Ga naar voetnoot3, den Philosoof N.Ga naar voetnoot4 om niet te veel namen te schryven, & om U echter te doen zien, wat mannen ik myne vrienden noeme. Onder myne deïstische vrienden te R[otterdam] heb ik er sommigen die zeggen dat myne voorrede een chef d'oeuvre is, & dat met attentie alles willen overwegen, 't geen zy met smaak in het werk zelf hebben gelezen. Anderen antwoorden my niets, & nog eenigen zyn zeer kwaad op my, omdat ik de vryheid neem hunnen afgod Voltaire aan te tasten. Zoo gaat het ook met de publique kerkendienaars. De redelyke C.Ga naar voetnoot5 (wiens smaak & oordeel even exquis zyn) schryft: ‘Wy, myn Engellief, zyn het eens & de BurgemeesterGa naar voetnoot6 achtte U nooit hooger dan sints wy uwe schoone voorreden laazen.’ Anderen ook te A[msterdam] en in de B[eemster] zeggen, dat ik niet meer by hun | |
[pagina 35]
| |
behoore dat ik SociaansGa naar voetnoot1 ben, dat ik niets met hun eens ben enz. Ontmoet my in dit alles iets, dat ik niet voorzag? Geenzinds. Onder 't getal dergenen, die my of kwalyk verstaan, omdat zy niet wel onderscheiden, of uit andere reden (thans niet te onderzoeken) my met geen goed oog aanzien, is ook myn waarde & geëstimeerde vriend H.Ga naar voetnoot2 Maar hy is een dergenen, die ik te hoog schat, om niet te zien of ik door een zedig & openhartig antwoord, hem niet tot vriendelyker gedagten voor my kan overhalen. Helpt het niet, 't schaadt niet; en 't zal ten minsten zyne amour propre vleyen (hoe grooten philosoof hy inderdaad is) als hy ziet, dat eene jonge vrouw, die de naam heeft van geest en oordeel te hebben, zich de moeite geeft, om hem, zoo eenen grooten brief met het gemelde but te zenden. Gy neemt het my dus zeer kwalyk, dat ik de stoutheid hebbe, den grooten Roi du Prusse, l'immortel Voltaire & l'inimitable Rousseau enz. te beschuldigen van gebrek aan bon sens. Dat negeer ik: & gy, die beschuldigt moet bewyzen, of ik zal U voor notre chère Reine, Madame Raison eene acte van injurie aandoen. Niemand heeft grooter eerbied voor 't verstand van den eersten, den geest van den tweeden, en het uitgestrekt vermogen der ziel des laatsten dan Betje Wolff. Ik vraag U echter of gy denkt dat ik niet instaat ben myn gezegden goed te maaken? Gy zegt neen, en ik zeg ja; wie zal het decideren? Die denken als gy zyn myne competente rechters niet; die 't niet met my eens zyn, de Uwe niet. Iets, om niet lang uit te weiden, en een Essay in plaats van een brief te schryven: Bekende gy niet, toen wy spraken over Voltaire, dat zyne PucelleGa naar voetnoot3 het vileinste was, door hem tegen de Godsdienst geschreven? en zoudt gy, indien gy een Dogtertje had, tot zekere critique levensperiode gekomen, & begaaft met smaak, die Pucelle in handen geven? Ik denke neen, & waarom niet? omdat het morsig & zedebedervende is geschreven! Niet om de eerste reden; integendeel 't moest haar handboek zyn. Kunt ge my kwalyk | |
[pagina 36]
| |
nemen, dat ik met de grootste en redelykste eerbied voor Christus aangedaan dat, en meer dier mannen, die epithètes geef? Ik ben een Christen en zoo lang ik dat ben, moet ik absolut zo oordeelen over dat gedeelte hunner werken, waarin dien by my geëerden Persoon of zynen Godsdienst word beledigt. Dwaal ik in myn oordeel over Hem! dat is eene andere zaak! & dat moet apart onderzogt worden. Beschouwen wy de drie gemelde schryvers als oordeelkundigen & Poëten, dan, o dan buigt myn knie zich, eer ik het weet, voor hun! Voltaire is by my (& ik heb misschien nog eenig regt om er over te oordeelen) de grootste dichter van Europa. Zyn HendrikGa naar voetnoot1 is zoo aan 't volmaakte als 't mogelyk is. - Mahomet is zyn chef d'oeuvre, alles, except dat hy als Philosoof, Historicus of Theologant schryft, lees ik met eene toestemming, die gy alleen kunt bevatten, omdat uw smaak zo zuiver is; dog dat men veelen niet kan doen zien, omdat zy dat zedelyke zintuig niet hebben. Rousseau vooral heeft by my de eerste plaats (& zyn portret hangt in een verguld lystje op myn boekvertrekje) ik geloof echter, & veelen met my, dat hy soms egareert. Dog zyn hart moet onschatbaar zyn, indien dat de dictatum eener Julie & het meeste zyner werken heeft gehad. Alle eerlyke lieden, die verstand & lectuur hebben, zyn 't eens over Rousseau; hy is een eerlyk man: dog dwaling & deugd zyn by my zeer bestaanbaar met elkander. Gy (sta my toe zoo vry te schryven als gy zelf) onderscheid niet, dat de Godsdienst, dien ik belyde, & welke gy (vry wat méprisant & indiscreet naar myn oordeel) myn allerheiligst geloof noemt, zo zeer onderscheiden is van het bygeloof als de predikatiën van mynen TillotsonGa naar voetnoot2 van die onzer meeste godgeleerden. Zet, wilt gy, voet by stuk, & wys my aan - waarom ik tot la folle nation behoore, schoon ik myne voorreden aanmerk als myne Geloofsbelydenis. Poëtische uitroepingen (dit dien ik te weten!) zyn geene betoogingen, & Voltaire zal, door dezelve geen onbevooroordeeld verstand zant in de oogen smyten! Dat hy een land als | |
[pagina 37]
| |
Frankryk onwaardeerlyke diensten heeft gedaan, sta ik toe; dog ik & die denken als ik, hebben geene verpligtingen van dien aart aan hem, omdat hy ons omtrent het Bygeloof niets geleerd heeft. Wy laten ons niet by den neus omleiden, nog door onze Geestelykheid, nog door onze Gens Sufficans,Ga naar voetnoot1 die ons, als zy ons een bewys moeten leveren, een grap in de hand stoppen, & het Gemeen uwer lieden altoos aan hun zyde hebben, omdat zy doen lachen. Spotten is geen demonstreren, bekent gy dat zelf niet? De vertelling door U vertaald & my gezonden, kende ik voor lange. Neen, myn eerlyke, verstandige Vriend, ik ben geen Christen geworden zoo als hy. Nu, nu in den eêlsten bloei van myn werkzaam leven; - nu volmaakt gezond, & in de kragt van myn geoefend verstand, belyde ik dat. Nu, nadat ik verscheiden jaaren zo veel voor & tegen geleezen hebbe, als weinigen regt hebben te zeggen, nu, nadat ik schriftelyk & mondeling gecorrespondeerd hebbe, met uwe leeden & met de mynen. Niet uit slaafsche vooroordeelen myner opvoeding, niet uit gebrek van geest & levendigheid, niet uit melancolique harsenschimmen, & dat, nu ik mogelyk eenen naam zoude kunnen maken, door tegen dien zo zeer valschelyk beschuldigden Godsdienst te schryven. Wat eischt gy meer van een redelyk schepsel om zich te verklaren voor iet? Niet des om te lachen (hiervoor ben ik beschaamt, dat gy my in staat kent, zo oneerlyk te kunnen handelen, daar ik voorgeef iets waaragtig aan te neemen) maar ten voordeele dergenen, die niet ter loops maar met attentie gelieven te hooren, heb ik & geschreven & vertaald. Die niet hooren wil, die laat het! Het is my noch voor- noch nadeel. Ik wensch alleen dit: dat men ons regt doe & niet voor zot of oneerlyk houde als wy zeggen: ik geloof de Revelatie.Ga naar voetnoot2 God is myn getuige, dat Wezen, dat hoogst volmaakt & hoogst aanbiddelyk is; dat ik, zelf U niet oordeele, hoe sterk gy voor Epicurus zyt; zooals ik zeg de Waare Christen kent geen grooter wet, dan die der liefde tot God, zich zelf & zynen naasten. Hy, die ik voor ongelukkig (naar myne gronden) moet houden, | |
[pagina 38]
| |
kan ik niet haaten, niet veroordeelen. Doch handelt Gy billyk, als gy op rekening mynes Godsdienst stelt al die boosheden & gruwelen, zovele eeuwen lang gepleegd door monsters, welke denzelven kwalyk begrepen of snoodelyk misbruikt hebben uit staatkundige uitzigten? Ik & de mijnen hebben met dezelve niets te doen! Wilt gy 't niet gelooven, ik kan 't niet helpen, dog dan denk ik, dat Gy, hetgeene wy voor ons te zeggen hebben, inderdaad gewoon zyt niet zo attent in te zien, als wel andere zaaken. Ziedaar het eene & andere, dog vreesde ik niet U te verveelen (om de stoffe zelfs die ik behandele, zoowel als om myne wyze van schryven) ik zoude ook nog niet uitscheiden. Deeze stoffen echter (& ik wensch het hartelyk) kunnen beter mondeling beoordeelt worden. Licht uit licht. Ik denke echter nooit, dat ik U noch dat Gy my zult overhalen in gevoelen? Denk niet dat ik 't menschelyke hart zoo weinig kenne! wat bedoel ik dan in myne Vriendschap voor U? Dit: Gy zyt een verstandig, bescheiden en geoefend man; zulke lieden vindt men zelden. De zeldzaamheid vergroot de waardy der dingen. Myn smaak is goed, & ik poog door alle middelen myn verstand uit te breiden. Ik tracht U ook door de proef te toonen dat wy: hoe verschillende in denken, volgende gy EpicurusGa naar voetnoot1 & ik Christus, onder zekere conditie, hartvrienden kunnen worden & bestendig blyven. De conditie is deze, staat zy U aan, 't is wel; zo niet - ik ben Philosofe genoeg, om het niet kwalyk te nemen. Onthouden wy ons van spotterny; respecteer gy mynen Christus, ik zal nooit uwen Epicurus beledigen; noem hen die denken als ik noch guiten, noch gekken & ik zal - daar is myn hand - zo redelyk blyven als ik altoos was, dat is uwe Vrienden in gedachten niet veroordeelen. Erkent gy dat ik aan myne zyde groote & eerlyke verstanden hebbe, dien titel wil ik, van harte, aan veelen uwer geven. Gy zult ondervinden, dat ik met alle menschen kan verkeeren & zelfs vriendschap houden, die, in dat punt, met myn verschillen, indien zy maar het character van deugdzame lieden bewaren, & | |
[pagina 39]
| |
dat ik alleen met dweepers & hypocriten breek, zoodra ik zie, dat zy te veel smaak in my krygen. Bedenk U wel. Kunt gy op deze edele conditie my aannemen? Ik zal er nooit van afwyken. Ik speel waaragtig niet met woorden! Gy & uw vrouw behaagt my; ik zie niets dat my kan weerhouden, deze neiging myns harten te volgen; beschouwt gy 't anders, zeg het openhartig, opdat ik weet of ik U beiden, myne Waare vrienden kan en mag noemen. Denkt niet, dat ik onredelyk ben? Uwe verkiezing is vry - zo vry als de myne. Ik wagt met zekere ongerustheid (omdat myn hart van de party is) uw antwoord. Provisioneel verzoek ik van U ter leen de Jaarboeken van GrotiusGa naar voetnoot1 en treffen wij het verbond der Vriendschap, dan & niet eer, zal ik omtrent uwe boeken handelen als omtrent die der beminde personen, die ik myne Vrienden noeme; doe insgelijks; vriendschap kent geen 't uwe, het myne. Neen, ik heb niet te sterk gereformeert, maar men kan zich bedriegen in iemand. Iemand, die reeds geen zonde meer stelde in te lachen over wezenlyke aartigheden, geen baard meer wilde dragen om God plaisir te doen, die reeds rookte en wyn dronk, een ordentelijke rok droeg, ja een galante snuifdoos kon uithalen, gaf my billyke hoope om hem lubben te zien dragen & ombre of whisq te leeren. Ik verzeker U, Foi du philosophe! hier schort het hem niet.... Lach jou Guit, ik lach ook. O Nature, nature que vous êtes une drôle! Waarlyk ik had gedagt dat hy te genezen was, ik dagt dat hij dwaalde uit een goed hart. - Maar de duivel! gy zoud my heel uithooren. - Terug, terug! plagt ik tegen mijn Bruintje te zeggen, als hy wat te hard vooruit liep. Omtrent die jammerlyk slegte vertaling van Voltaire; ik denk U te kunnen zeggen dat die van een jong heertje is, die my van den zomer in Zuidholland kwam opzoeken, & het zeer kwalyk nam, dat ik met hem redeneerde als met een redelyk Christen. Ik meen ze niet te leezen, het origineel heeft by my de zaak in disput afgedaan. Ik wou dat ik uw vrouw fransch kon leeren; ik zou expres overkomen, & d'ouwe Dame zo verlieft op my zien te maken, | |
[pagina 40]
| |
dat zy misschien zou zeggen: wanneer komt die lieve Betje Wolff weer? Zy moet absolut die taal & ook 't Engelsch leeren. Wil ik nog resolveren en komen incognito? dat is zonder al dien tyd een voet uit te zetten. Uit zucht voor die oefening zoude ik zo kunnen besluiten. Gy begrypt wel, dat ik in Noordholland niet uitga, dan om die Vrienden, die ik bezoek. Ik laat het nog aan UEd. en wy zullen zien, hoe ik best kom en wanneer. Zeg het egter niemand! Als ik kom, kom ik alleen & geheel om & voor U beiden. Misschien zou ik haar Ed. van dienst kunnen zyn & wy nog eens en trio onze schoone Fransche auteurs leezen & beoordeelen. Gy oordeelt zeer wel, dat ik een groot deel ondervinding hebben moet voor het frequenteren der beau monde. Ik ken de wereld door den eenigen weg, waardoor zy te kennen is - ondervinding! Met een hart, gescheurd tot aan den wortel toe, en wiens wonde na tien jaren treurens, nog niet nalaat somtyds eens te bloeden, heb ik de verrukkingen eener jeugdige liefde betaalt! Als men de waereld in een boerepastorij & de menschen op zyn boekenkamer achtte te leeren kennen, is men zeer bedrogen; er moeten ook vele conjunctuuren te zamen loopen & men moet bemint geweest zyn, men moet reeds gedagt en gezien hebben (hoe! de kunst van zien is niet zeer algemeen) zal men voor dat men dertig is, kunnen zeggen met uwe amice - dit alles weet ik, dat zo is; ik heb het zelf ondervonden. - Ik ben nooit geweest hetgeene men eene schoone vrouw noemt, maar l'irrésistible en charmant air de plaire heb ik in vergoeding daarvan ontfangen. Myne zuster is eene beauté. Dog, haal me de drommel! ik kaapte alles voor haar neus weg wat het hart had, op ‘Altyd wel’Ga naar voetnoot1 te komen en smaak had. Myn fortuin is echter sober uitgevallen, zult gy zeggen: een ouwe boeren-dominé! Gy hebt gelyk, dog wagt, tot dat ik mes mémoires eens in 't licht geef, om te oordeelen of ik wel een zot stukje begon, toen ik 20 jaar oud, myne familie tot één toe en ma très chère Patrie adieu zeide om in het styve Noordholland met een oud statig man te hokken. Ik heb mogelyk meer regt op den schoonen titel van N .... chère philosophe te .... dan gy denkt. Indien de | |
[pagina 41]
| |
aant.
‘'k Heb David teêr bemind - wie zou my tog bekoren?’ Vriendschap is sedert myn idole, maar myn vriendschap is zo teder, dat zy niet behoeft te wyken voor de liefde van een Duitscher (ik durf geen ander volk noemen). De waereld kennende is 't onmogelyk dat ik haar zoude nodig denken tot myn waaragtig geluk! Eén ding is jammer, dat ik myn wensch niet heb; de geheerde waereld zoude nooit met myn Poëtische fratsen zyn opgescheept geworden. Ik zou niets Gods ter waereld gedaan hebben dan myn lieven jongen beminnen & nagt & dag myn harsens hebben gebroken, om tog zyn heele hart te houden, want ik zou er geen klein stipje van hebben kunnen missen, als eene kleine speldeknop groot. Myn lieve A.Ga naar voetnoot1 hoeft des niet jaloers te zyn al schryve ik U zoo vry & intiem, haar man mag immers de vriend wel worden van haar vriendin? Kindlief, ik ben thans Achilles weêrga, onkwetsbaar, ook denk ik door onverschilligheid genoeg verstaalt te zyn, om te zeggen ook aan mijn hiel. 't Is een charmant plaisir voor eene jonge vrouw in de waereld komende, de hommages te ontfangen van elk polit man, & zo vry te blyven als een boeremeid, die niet weet dat er een Cupido (except in haar liedeboek) op de waereld is. Die verbruide Plat heeft my genoeg in de knyp gehad, dog wat zegt myn vrome Ridder Cats: De jeugt, de rauwe Jeugt, moet kooten vroeg of spa. Nu, ik heb vroeg gekoot, maar zo weêrgaas gekoot, dat ik dagt met Nommer één te hebben het gelag moeten betalen. Adieu mes Amis! doch geen Fransch te schryven vóór notre | |
[pagina 42]
| |
Ecolière mee kan doen. Vaarwel, waarde Vriend. Grotius Jaarboeken met een categorisch antwoord op deesen word met verlangen gewagt, door uwe verpligte, opregtelyk hoogachtende
Vriendin & Dienaresse Betje Wolff. In de Beemster, 19 October 1770.
P.S. Mynen aan U is door Jonker H. de V. mede genomen. Nu weet gy 't. Adieu kind. |
|