(eene vrouw convenieerende) toegewydt. Ik beken echter dat het my niet moogelyk is, schoon insgelyks de vrugt myner vrywillige keuze, na een aller aangenaamst verblyf in myne familli, niet nu & dan nopens myne hartelyk geliefden Vader, Broers en Zusters, aan waare vrienden een woord in myne brieven in te voegen! Wat obligatie heb ik der waereld dat zy my zoo vroeg toont wat zy is; & dat eene waarlyk verstandige ziel geen reeden heeft zich aan haar te hechten!
Het coffertje keert des met alles wat my van UwelEd.Gestr. niet toe & komt. Ik zal het nooit weer te rug wagten ten minsten niet met Boeken, of iets dat UwelEd.Gestr. moeite kan geeven. Dog mag ik de vryheid neemen om het U te verzoeken om ter dierbaare gedagtenisse te verstrekken van eenen man die ik de aller hoogste achting toedraage & aan wien ik zoo vele weldaaden verpligt ben? Ik begryp duidelyk dat Gy my te wel kent om dit verzoek aan eenige andre vile oorzaak toe te schryven.
Ik verzoek dit als de laatste gunst & neeme aan UwelEd.Gestr. niet der moeite te geeven van eenig antwoord te leezen. In verwagting dat ik dit my zoo aangenaam coffertje zal in possessie krygen bedanke ik er reeds voor; het zal voortaan op myn Boeke kamertje zyne plaatse houden & my geduurig verlevendigen het genoegen dat het my alle veertien daagen pleeg te procureeren.
Adieu dan! nooit meer - nog in persoon, nog met geschrift kome ik by U. Gun my alleen dat myn hart onveranderlyk voor u blyft gevoelen zooals het gevoelt. Schryf aan my slegts een adres by het terug komende coffertje; ik berustte, volmaakt in 't geene gy schikt, vergeet al den last u veroorzaakt! & sterf niet buiten het denkbeeld dat ik my tracht te gedragen digne uwe goedheid, dit zegt alles.
Adieu waardigste vriend! God zy met U. Myn hart breekt, maar 't moet zoo zyn, ik bid u schryf tog nooit meer, 't zal my displaisir doen! geen Complimenten hier over; 't is genoeg, ik teekene my
Uwe altoos dankbaare & altoos tederlyk liefhebbende vriendin
E. Wolff geb. Bekker.
in de Beemster 18 Aug. 1769.