Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrecht onbekendV. (Aan Mr. H. Noordkerk.)WelEdel Gestrenge Heer!
Hebbe niet gemanqueert UwelEd.Gestr. zeer wellekomen van 24 passato, ter zyner tyd (met een gevolt koffertje naar gewoonte met zich brengende de blyken uwer goedheid) te beantwoorden. Morgen is het drie weeken dat ik niets ter waereld van UwelEd.Gestr. dan by raportten door fatsoendelyke lieden uit uwe stad, gehoord hebbe. Myn hart dat u met eene waaragtig kinderlyke liefde bemind; myne ziele op het levends gepenetreerd van uwe goedheden my zoo lange geschonken - wat zal ik zeggen? ik ben doodelyk ongerust, & de ondraagelykheid van hetgeene my vrees, & losse gerugten doen ondervinden zyn alleen in staat om my te encourageeren tot het bestaan om deezen aan U te durven zenden. Leeft gy nog, (zooals ik nog al hoope!) maar verkiest gy voortaan my niets meer van u te doen hooren, 't zy dat het schryven u lastig valt, 't zy dat eenig ander motif my eene vreugde beneemt, die niet kan geëquivaleert worden door wie ook; of hebt g' eindelyk iets in myn charakter ontdekt dat U aanzet my geheel te vergeeten, - wat het zyn mooge, dit eene bid ik U, laat nog ééns | |
[pagina 14]
| |
eenige regelen my voor 't laatst nu uw resollutie melden, laat het coffertje nog ééns keeren dewyl ik nog van UwelEd.Gestrenge eenige Boeken hebbe die my niet toekomen in possessi, & die ik gaarn zoude restitueeren als voldaan van de lecture derzelve. Ik bedoel met deeze beede my eene ongerustheid & eene quelling te spaaren die alle morgen met my opryst, & alle avond my te leure stelt, er is geen leven voor een sensibel voor een dankbaar hart in zulk eene incertitude. Laat my tog weeten dat ik op niets my moet vleyen bestaande in het ontvangen van berigt hoe gy u bevind. Dus by u leeven u een plegtig adieu te zeggen ontroert myn hart tot in zyn binnendste, maar alles is tog onzeker, kort, veranderlyk, bepaalt! En ik kan nog wil niets van u eischen; alles is gunst geweest, geloof alleen dat ik dankbaar ben. Ik moet binnen een dag of enige in de stad komen, dog hebbe naa gedacht dat een brief u weiniger moeite zal geeven dan den last van my te zien, hier om wil ik niet eens denken om eene vreugd my te bezorgen, die in vriendschap mank, of reciproque zyn moet. Gy pleegt zoo veel deel in my te neemen, dat ik der vryheid gebruik UwelEd.Gestr. (als aan enen Vader te melden) dat ik in de gepasseerde week, ben vereert geworden met een aller charmantsten brief, geschreven door den Heere Rademacher,Ga naar voetnoot1 regent tot Midd. & bewindhebber der O.I. Maatschappye, waar in dien (overal geëstimeerden) man my de vreugd van zyn hart over de eere ‘Walcheren’ aangedaan, de keurlykheid der executie enz. enz., zoo levend en zoo gulhartig toont, dat het my eere doen moet. Hy voegt er by de pourtraites zyner familli, om die ter zyner gedagtenisse te accepteeren; & niets smart hem meer dan dat hy my niet eers heeft aangetroffen. Hy teekent zig uwen vriend & de groote verwonderaar uwer edele & aller uitmuntendste gaaven. Hy noemt verscheiden personen die gelyk zyn Ed.G. Agtbare denken. Hebbe gemeent UwelEd.Gestr. aan wien ik zooveel verschuldigt ben van 't geene ik dan ook mogt zyn, of liever beloove te worden, | |
[pagina 15]
| |
dit te moeten melden, my vleyende dat diergelyke zaaken U nog al min of meer wel bevallen zullen. Niets meer hier by durvende voegen om u niet te veel te ennuyeeren zoo herhaal ik alleen, melt my tog uwe resollutie & ik zal my, uit eerbied voor u, zoeken te tranquiliseeren; & de vrugteloosheid om weer zoo gelukkig te worden als ik eens was, moet het overige doen. Niets zal intusschen in staat zyn uit myn hart te wisschen de tedere affectie & de sinseere dankbaarheid die uwe eedele qualiteiten & groote gunsten er eens ingedrukt hebben, ik teekene my des UwelEdlGest. zeer ootmoedige dienaresse
Betje Wolff. in de Beemster 13 Aug. 1769. |
|