in ik my bevinde. Hier uit kunt gy opmaken, dat gy alle bedenkelyke reden hebt, om zo vriendlyk als nog ooit iemand te groeten, dien ik nu en dan zie, en daar ik overal mee kom: ja dat gy onreedlyk zyn zoudt, zo gy hem niet zo lief hadt als uw hart eischt.
Wel Willem, wel Willem, moet gy u óók in het Satirique omtrent de Vrouwen vergrypen? Wie heeft u toch gezegt, dat wy altoos Beuzelaars vóór hupsche Jongens verkiezen? De een of ander vergiftig knorrig ouwe Vryer, denk ik, die de zonden zyner jeugd wel gaarn op eene Sex zoude schuiven, die altoos door de beste mannen met achting behandelt wordt. Wil ik u eens zeggen, hoe het eigenlyk zit? Wy Meisjes worden, meest allen, op eene zeer kinderagtige wyze opgevoet. Men schynt omtrent het bestaan onzer zielen als rechtzinnige Muzelmannen te denken. Ons postuur, onze kleur, onze houding, trekken al de zorgvuldigheid: men leert ons de kunst van behagen, en hierom krygen wy dans-, en zingmeesters, en hierom moeten wy 't Fransch, 't Ombre leren, enz. Ik beken, dat een Meisje ten minsten niet gekker zyn moet dan ik nu ben, om, voor dat zy oud en lelyk wordt, te begrypen, dat alle deeze fraaiheden niets zyn dan bywerk; dat zy zo wel denken kan als haar Broêr Piet, haar Neef Jan, haar Oom Gerrit. Het getal