| |
| |
| |
De vriendschap.
Wys: Ohne lieb, und ohne Wein.
Wat zou toch ons leven zyn
Zelfsverveeling, zielepyn
Wat baat Roem en Overvloed
Wat is 't dat het hart voldoet?
Trotsche Rykdom, wekt gy nyd
Neen, geen hart aan deugd gewydt,
Vriendschap durft niet binnen gaan
Daar de wellust en de waan,
| |
| |
Vriendschap zegt: voel, en geniet
't Geen ik aan kom bieden;
Dit's te taal der Mode niet,
Wat is voelen, wat 's genot,
Laaten wy die haar bespot
Haaten; - neen, beklaagen.
Wat m' ook van de Vriendschap zegt
De onze is sterk, getrouw, oprecht,
Achting lag voor haar den grond;
Ze is een telg der reden;
Wufte drift durfde in 't verbond
Tusschen ons niet treeden.
| |
| |
Nutte kennis, stille deugd,
Scherts, die prikkelend verheugd,
Vreugd, die Godsdienst en natuur
Dit zien we alles op den duur
Ons door Vriendschap geven.
Die bestendigheid van aart
Om dat zy zich méér bedaart
In de Vriendschap noemen,
Onderscheid hen van ons niet:
Draagen, zwygend, 't zwaarst verdriet
Haarer ziels vriendinnen.
| |
| |
Als de Mode 't onderscheid
t' Eenenmaal heeft afgeleid,
Als ze alle orde heeft geweert
Vrouwen Stuurmanskunsten leert,
En schikt tot den handel:
Moeders van haar' zuigeling
Niets meer uit kan regten.
Als de mannen, laf en wuft,
't Oordeel ruilen voor 't vernuft,
| |
| |
En de mannen, bleek en naar,
Als de Mode door haar magt
Dan zal uit dat vreeslyk kwaad
Dat ons hart, 't geen vriendschap slaat,
Geen meer hoon zal schroomen.
Dan, dan roemt men onze trouw,
't Blykt dan ook uitwendig,
Dat de Vriendschap eener vrouw
| |
| |
Nu de vriendschap in ons zucht,
Schynt ze uit ons verbannen;
Doch dan maakt zy veel gerucht,
Als de vrouw een troon en kroon
Heeft om weg te schenken,
Dan zal men aan Sauëls zoon,
Waardste vrienden, 't lust ons niet
Onzen kring te ontloopen,
De eer die ons de Mode biedt
Voor dien prys te koopen.
Wat, wat raakt ons dwaazen smaad?
De eer die ons te wagten staat
Stroomt uit ons beminnen.
| |
| |
Laat ons in ons vreedzaam huis
Onze vriendschap sterken!
Warsch van stads, en markt gedruisch,
Steeds iets nuts bewerken,
Dan zo zal ook onzen geest,
Gy zyt in het minst en meest
Vriendschap trouw gebleven.
|
|