Economische liedjes(1781)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 169] [p. 169] Het goede kind. Wys: Men zag Dametas langen tyd. het kind. Ja, Moeder, 'k ben ter kerk geweest, En vader zegt 'k heb stil gezeten. De Dominé die voor ons leest, Moet, dunkt my, wel verbaast veel weten. Ik kon er weinig van verstaan; Zeg, Moeder, waar komt dit van daan? de moeder. Hoe komt het, dat de kleine Piet Veel minder weet dan gy, myn Jantje? Hy is zo dom gelyk gy ziet; Vraag ik een voetje, hy geeft een handje: Wel zeg my eens, hoe 't komt dat gy Toch zo veel wyzer zyt dan hy? [pagina 170] [p. 170] het kind. Wel nu, zo waar, dat weet ik wel, Ik ben veel ouder dan broêr Pietje; Ik ben, zo ik ter degen tel, Omtrend zo oud als nigtje Mietje; En die wordt morgen zeven jaar, Haar moeder zeidt zo, en 't is waar. de moeder. En Dominé, myn lieve Jan, Is nu al in de vyftig jaaren; Of die dan ook wat weten kan! Dat hoef ik u niet te verklaren. Me dunkt dat dit zich zelf verstaat. Maar hoor eens, allerbeste maat: Je zei daar even nog zo wat, Daar moeten wy ook eens van spreeken: Je hebt er weinig van gevat, Niet waar? van Dominé zyn preeken? Zeg my wat of ge 'er van verstondt; Nu, niet te kyken in het rond. [pagina 171] [p. 171] het kind. Ja Moeder, van dien ryken vrek, Die d' armen man geen zier wou geven; En naderhand leedt hy gebrek, En alles stont ook opgeschreven. Ik dagt, 'k wou dat die man hier was, 'k Gaf hem myn spaarpot uit de kas. de moeder. Dat's kostelyk, myn lieve zoon. Dat heb je wel ter deeg begrepen. Wel jongen, dat bevalt my schoon! Zy die het kruis der armoê sleepen, Moet gy nooit kwaad doen, maar steeds goed. Dan zyt gy onbedenklyk zoet. Dan zyt ge een braaf, een deugdzaam kind; Dan kunt gij ons altoos behagen; Dan wordt gy ook van God bemint. Gy hebt u als een man gedragen; Blyf zoet; gy gaat, als ik dit merk, Met my, ook wel eens weêr ter kerk. Vorige Volgende