Economische liedjes(1781)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 133] [p. 133] De landbeminnaar aan eenen vriend in de stad. Wys: Mars van Dessau. Wel man! wat kan U in de stad behaagen, Dat gy my durft plaagen Om myn keur? 't Lust my niet te leeven Naar de fleur; Al wat de stad kan geeven, Al wat de stad kan geeven, Heeft geen smaak of geur. Gy hoopt, gy loopt, En kunt het toch niet krygen; Dat vermoeyend hygen, Baat u niet. Dat gewoel, dat slooven, 't Geen men ziet, Zal u de rust ontrooven, Zal u de rust ontrooven, Wordt u tot verdriet. [pagina 134] [p. 134] Gewis, het is Voor my om van te schrikken; 't Kan my niet verkwikken, 't Geen gy smaakt, Als gy heele nagten U vermaakt, Met naar vreugd te wagten, Met naar vreugd te wagten, Die u nooit genaakt. Kwam ik, met schik Des morgens negen uuren, U zo eens begluuren Gy sliept zagt; Hadt 's nagts niet geslapen, Maar den nagt, In een dag herschapen, In een dag herschapen, Zo als gy plagt. [pagina 135] [p. 135] Gy draalt, gy maalt, Gy loopt al op en neder, En kykt naar het weder, Of de lucht: Dat is tyd verspeelen Zonder vrugt! Dat is zich zelf verveelen Dat is zich zelf verveelen, O dat is een klugt! Hoor my, wilt gy, Onschuldige vermaken, Onverhinderd smaken? Koom op 't Land. Leer eenvoudig leeven, Heb verstand! Natuur wil heil u geeven, Natuur wil heil u geeven; Neem het uit haar hand. Vorige Volgende