Economische liedjes(1781)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] De verblydde vader Wys: Wat is het schoon het Menschdom te beminnen. Wat heb ik daar een schoone zoete jongen! 'k Weet haast niet wat ik door blydschap doe. 'k Heb nooit zo veel, of zo verheugd gezongen; 'k Heb niet geslapen en ben toch niet moê: Een lief mooi jongsken in deugd en eer', Is alles wat ik op aarde begeer. Tweemaal. Daar ligt het nu met bei zyne oogjes oopen; Moedertje lief 't is of 't uw oogjes zyn. Myn Keesje is voor geen huis vol geld te kopen: 'k Heb nog een Flesje van den Bruiloftswyn, Daar drink ik van, mijn kindje ter eer'; 'k Heb alles wat ik op aarde begeer. Tweemaal. [pagina 24] [p. 24] Baker, ei kom, mijn kind begint te kryten! Zeg my eens, komt dat ook al van het zuur? Myn wyfje lief, o wat zou dit my spyten; Eet toch niets dat dus strydt met zyn natuur! Lieve zoete Jongen, wat is hy nog teêr! 't Is over, ei zie, daar slaapt hy alweêr. Tweemaal. Wat is 't hier stil en zindlyk op dees kamer! Nu myn lieve wyfje, hou nu wat rust. 'k Hanteer nu ook den beitel en den hamer, Met meerder kragten, en grooter lust: Een lief mooi jongsken in deugd en eer', Is alles wat ik op aarde begeer. Tweemaal. Ik leg hem weêr in 't wiegje, en laat hem slaapen. Wat legt dat schaapje daar zuiver en zagt! Dat wy ons nooit aan schyngeluk vergapen! Wy zyn gelukkig, doch zonder pracht: Een lief mooi meisken in deugd en eer', Is alles wat ik voortaan nog begeer. Tweemaal. Vorige Volgende