Economische liedjes(1781)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] De jonggetrouwde ambagtsman. Wys: Vous Amans. Waarom zou ik treurig leeven? Waarom naar 't geluk niet streven? Is my niet veel meer gegeven, Dan ik zelf ooit had gedagt? Of, door Winzugt aangedreven, Van myn slooven had verwagt? Tweemaal. Ja ik heb tot blydschap reden; 'k Ben gezond, en sterk van leden; 'k Heb nog weinig tegenheden En meest altoos werk gehad. 'k Heb een huisje, kost, en kleêden. 'k Heb een wyfje, o dat's een schat! Tweemaal. [pagina 21] [p. 21] Naauw kan ik myn heilstaat dragen, Als ik denk: in weinig dagen; Zo 't de Hemel zal behagen, Zal myn vrouwtje moeder zyn: En zy is geen ding verslagen; Klaagd bynaar ook nooit van pyn. Tweemaal. Niets zal myn geluk beperken; Zo de Hemel my wil sterken, Om met nog meer vlyts te werken, Brood te winnen in myn zweet, 'k Zal de Buuren aan doen merken, Dat ik waardig Vader heet. Tweemaal. Ach wat zal ik toch beginnen, Hoe my zelven overwinnen, Hoe myn lieve Vrouw beminnen, Als zy my een kleintje geeft! 'k Bid, doch met verwarde zinnen, Geef ô God, geef dat het leeft! Tweemaal. [pagina 22] [p. 22] Zou 't my ook myn' vrouw ontrukken? o Laat my die vrees niet drukken, God zal alles doen gelukken, Hy is magtig, wys en goed. Voor zyn wil moet alles bukken; 't Is ook best al wat hy doet. Tweemaal. Goede God! verhoor myn smeeken, Laat myn huwlyksband niet breken; Is uw gunst my ooit gebleken, Blyf, ach blyf ons beiden by! Zyt gy nooit van my geweken? Geef, ach geef deez bede aan my! Tweemaal. 'k Zal den Vader van hier boven, In het hemelsch hof der hoven, Nooit den roem zyns naams ontroven; En wordt myne vrouw weêr sterk, Met haar, voor ons kind Hem loven, In zyn Bedehuis, de Kerk. Tweemaal. Vorige Volgende