Indien gij uw gezondheid verwaarloost en uw krachten weg-weent, dan maakt gij u schuldig aan ondankbaarheid tegen God, die uw leven wil sparen, opdat gij de tijd hebben zou om hier u door een deugdzaam en verstandig gedrag voor te bereiden tot het eeuwig leven. Gij geniet een geluk dat zeer weinig verleide meisjes ten deel valt; het is alsof de Voorzienigheid, die zeer wel weet hoe verwaarloosd gij werd opgevoed, u meer bijzonder in zijn bescherming nam. Er is zo iets niet als men geval noemt; alles staat in betrekking, doch ons doorzicht is te bekrompen om die verbintenissen te zien. De beide heren moesten daar aankomen, u vinden; was dit niet gebeurd, wat zou uw lot geweest zijn? Naarmate gij uw kommer en armoede had zien vermeerderen, en gezien had hoe onbekwaam gij waart u zelf te helpen, zou uw halsstarrige onbuigzaamheid u tegen uw lot verhard en verbitterd hebben. Maar genoeg! Kom mijn kind, in de geopende armen van uw oom, uw tante, uw twee jonge vrienden. Troost u daarmede, dat uw val heeft moeten dienen om uw verstand te doen ontwaken. Ik zal bij u de plaats van uw moeder bekleden; een moeder die, met de beste oogmerken, zo veel toebracht tot uw en haar ongeluk. Ik weet dat gij haar, indien uw berouw oprecht is, nog bemint, en ik vlei mij u nog eens in haar gunst te herstellen.
Vrees hier geen nutteloze moedbrekende verwijtingen. Laat geen verkeerde schaamte u beletten ons te zien; poog veel meer ons te overtuigen dat gij recht doet aan onze liefderijke oogmerken. Nu ga ik aan de heer Walter schrijven, en alles met hem schikken wat betrekking heeft op uw overkomst. Uw oom wil deze ook ondertekenen; gij weet hoe lief en waard gij hem altoos geweest zijt. Vaar wel, van uw genegen oom en tante,
Willem Stamhorst en zijn vrouw.