ongelukkig zou maken, deels uit ongegronde partijdigheid tegen mij, deels door opstokende brieven, heb ik gemeend mij te moeten verklaren. Wel dan Mejuffrouw! Gij hebt al mijn geluk in uw handen; zo dit u niet beweegt tot ontferming met een jongeling die, in de ware zin des woords, niet leven kan zonder uw bezitting, bedenk dan een ogenblik dat ook uw geluk van uw keuze zal afhangen. Gij kent mij genoeg om verzekerd te wezen dat ik u een zo gelukkige vrouw maken zal als in mijn vermogens zijn kan dit te doen.
Ik durf voor ditmaal niet meer schrijven; ik vlei mij dat gij door onze vriendin, mijn zuster, mij wel enig bericht zult laten toekomen, opdat ik weet hoe de maatregels zijn moeten van
eeuwig uw,
Van Arkel.