Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut. Deel 6
(1796)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 246]
| |
waarde lieve vriendin!Gij wilt mij immers wel vergeven, dat ik omtrent u, een streng geneesheer was? uwe verleiders hadden u op den oever uws redelijken en tijdlijken bederfs gebragt: gij waart blind, voor den gevaarlijken afgrond waar langs gij wandeldet: alle uwe natuurlijke krachten waren, door uwe verkeerde opvoeding, ongeoefend gebleven; 'er was een storm noodig om u te doen zien, in welk een' staat gij u bevond: ‘Uw Vader is dood!’ dit donderwoord alleen konde u uit uwe bedwelming opwekken; u tot staan brengen; maar toen ook stondet gij: dit woord rilde door uw ziel, deed uwe verkeerde driften deinzen, uwe reden kreeg gehoor; zij boog uw hart, en werkte krachtdaadig op uwen wil: dit onweder bragt u in weinige oogenblikken op den weg van het oprecht berouw, en gij maaktet groote voordgangen. Van dit geweldig middel, mijne vriendin! bediende zich de Voorzienigheid, tot uw tijdlijk en eeuwig heil! doch zulke middelen, zijn ook slechts alleen in het begin noodig; dienen alleen om een | |
[pagina 247]
| |
verhard hart te breeken, en u op éénmaal te doen zien waar gij u bevond: maar dit oogmerk is bereikt, en gij moet voortaan u laaten troosten op dat de diepe wonde, u toegebragt, niet verkankere - ik las daar den brief van onzen braven vriend van veen; hij heeft reeds, zie ik, alles gezegd wat mijn voornemen was op dit stuk aan u te schrijven: hoe zeer ik het ook in deezen met hem ééns ben, zo moet ik 'er, ter mijner zelfvoldoeninge, nog het volgende bijvoegen: Gij, mijn lieve keetje! werd zeer slecht opgevoed: dit mag ik thans wel zeggen, daar uw overleden Vader zulks met traanen beleden heeft: uwe Moeder is wel niet in staat om dit doortezien, doch de zaak is onbetwistbaar zo: met zulk eene opvoeding kondet gij nooit gelukkig worden; nooit voldoen aan uwe bestemming, of tot die volkomenheid geraken, waartoe de aanleg in uwe natuur voorhanden was: gelukkig dat gij geene overhelling haddet tot dingen die uwe sexe, in de oogen der deugdzaamen verlaagen! De goede lessen, u, in uwe kindsheid, door uwe Gouvernante gegeven, raakten, in uw verstroojend leven, te meer daar gij traag en werkeloos van aart waart, spoedig vergeten en verloren: weggevoerd door een onbedacht behagen, gaaft gij uw vertrouwen aan eene snoode vrouw, en verwijderdet gij u van alle uwe oprechte, welmenende, verstandige vrienden: zij bragt allen bij u in verdenking: over dit alles | |
[pagina 248]
| |
beklaagen wij u veel meer dan dat wij u beschuldigen. Mag ik u bidden, beschouw u voortaan als iemand die de eerste trede zet op het pad van verstandig en zedelijk leven; als nog een kind zijnde, dat onder het geleide van voorzichtige en tederlievende Ouders zijnen weg begint: nu leert gij andere gezelschappen, andere vermaaken, andere pligten kennen; uw lot is nu, tot uw onuitspreekelijk geluk, geheel en al veranderd; maak toch een dankbaar gebruik van alles wat de goede God u vergunt! hoe verkeerd zoudt gij handelen, indien gij zo veele weldaaden versmaadet en u alleenlijk bezig hieldt met onnutte zelfkwelling! weet gij wel dat het een groote pligt is, zorg te draagen voor onze gezondheid, zonder welke wij onzen goeden Schepper nog onvolkomener dienen kunnen, in het werkdaadig leven, dan wanneer onze ziel gerust, onze geest helder, ons ligchaam gezond is? Laat het u geheel en al onverschillig zijn, of God u beveelt, in deeze wereld uw berouw door een deugdzaamen wandel te bewijzen, dan of Hij u tot zich roept, om u in genade aantenemen, alvoorens uwe jaaren zeer vermenigvuldigd zijn. Wij allen bidden God om uwe herstelling; wij verlangen vuurig u te zien en daar van de blijde getuigen te zijn; maar niemand meer dan mijne geliefde hofman en haaren
walter. |
|