Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut. Deel 6
(1796)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 242]
| |
mijne lieve vriendin!Wie zijne overtreding ziet en laat, zal vergeving ontvangen: ik beken dat gij mij onheusch behandeld hebt; dat gij mij verdacht van listen, waar voor noch mijn hart noch mijn verstand gevormd is: maar waarom vraagt gij of ik u dit vergeef? hoe weinig kent gij mij! als uw oprecht, als uw belangnemend vriend, verzeker ik u echter, (om u te voldoen,) dat ik de slechte behandeling die gij mij aandeed, altoos met meer medelijden voor u, dan ten uwen nadeele ontving: als uw oprecht vriend zal ik u de volgende bedenking voorhouden: zich schuldiger te houden dan men waarlijk is, is zo wel eene dooling als blind te zijn voor onze gebreken: hoor des naar uwe vrienden! zij zullen u zeggen in hoe verre gij u zelve alles wat 'er gebeurd is te wijten hebt: in hoe verre gij onschuldig, ja verschoonelijk zijt: in uwe verwaarloosde opvoeding zie, ik voor mij, de eerste oorzaak van alles: zij was te ongelukkiger voor u, om dat zij u hoofdgebrek in de hand werkte: alle ziekten worden niet door de | |
[pagina 243]
| |
zelfde middelen genezen: alle onze zedelijke gebreken ook niet: laat u des bestuuren, door wijze welmeenende lieden, die u kennen, die u beminnen, en weeten wat best is voor u: zo ik iet bij u vermag, vestig uwe aandacht niet zo zeer op het geen gij omtrent uwen Vader misdeed, als wel op de oorzaak deezer onverzettelijke ongehoorzaamheid; zij ligt in het volgen van uw' eigen' zin: ook in uw geval is gehoorzaamheid beter dan offerande: bepaal u veel meer op de hoedanigheden der geenen die u op alle wijze nuttig kunnen en willen zijn, en op het geen zij u zeggen, dan op het geen gij zelve zoudt verkiezen: dit zal u in veiligheid brengen omtrent u zelve, en gij zult toonen dat gij geleerd hebt uw' wil te doen buigen voor de varmaningen en vertroostingen uwer geliefde vrienden: mag ik u wel eens met bescheidenheid vraagen, of het lijden van alles wat den mensch onaangenaam valt en vallen moet, u nog niet ligter voorkomt, dan van uwen wil afstand te doen en u te onderwerpen? ik begrijp zeer wel, dat dit u moejelijk vallen moet, maar zo gij dit poogt, zult gij reeds beginnen u zelve te overwinnen, en de uitkomst zal u leeren dat dit de weg is tot uw rust en geluk: laat dit uwe boete zijn, zodra gij raadpleegt met uw verstand, en niet met uwe zinnelijkheid, zult gij overtuigd moeten worden, dat dit eigenlijk uwe boetvaardigheid zijn moet. Gij kunt niet zo onkundig zijn van den aart van onzen Godsdienst, dat gij niet weeten zoudet; | |
[pagina 244]
| |
‘God neemt den berouwhebbenden zondaar aan:’ laat dit u troosten, en beproef of gij u alsdan iet te moejelijk kunt achten: zeg des niet, mijne vriendin! alles wil, wensch ik te lijden, wat men rampen, smarten, en ongelukken noemt; maar onderzoek wat gij, zo gij Gods gebod wilt gehoorzaamen, moet lijden: gij getroostet u voor uwe verkeerdheden een armoedig zwervend leven te leiden: God heeft getoond dat dit zijn wil niet was: Hij liet toe dat gij gevonden wierd, en dat gij kondet wederkeeren bij uwe geliefde vrienden die uw' val betreurden; die aan u met tederheid, angst en medelijden dachten. Gij schrijft: ‘Ik heb mijn' Vader vermoord:’ deeze woorden hebben ons allen doen sidderen: maar hebt gij dit gruwzaam denkbeeld van uwe schuld noodig, om uw berouw aanhoudend, scherp, levendig te maaken? ô! dit kunnen, dit mogen wij niet gelooven: dit ijsselijk denkbeeld kan wel wanhoop, maar geenzins de bekeering uitwerken: tot het laatste is moed noodig, maar moed wordt door wanhoop geheel verwoest: mag ik des tot uwer vertroosting zeggen: gij hebt uw' Vader niet vermoord, hoe zwaarlijk gij ook tegen hem misdaan hebt, maar uw Vader was zo innerlijk en met zo veele reden overtuigd, dat hij, omtrent u, alle zijne pligten had verwaarloosd; hij geloofde zo vast dat hij oorzaak van alle uwe gebreken en verkeerdheden was, dat het zelfverwijt en de droefheid over het ongeluk waarin gij gestort waart, zijne | |
[pagina 245]
| |
dagen verkort heeft: indien hij gehoord hadde naar zijne waare vrienden; zo hij zich niet door wanhoop hadde laaten wegsleepen, hij zoude nog leeven en u in gunst aanneemen: geloof ons toch? hij is heen gegaan met vergeving: hij heeft u gezegend en uw naam zweefde geduurig op zijne lippen: gij kunt uws Vaders schuld zeer verminderen, indien gij uw geheele leven door, u bevlijtigt om de opvoeding die u gegeven werd te verbeteren, door zelve te werken en u voortebereiden tot het verkrijgen van zulke hoedanigheden die u zo geacht als bemind maaken moeten: maar om hier toe te geraaken hebt gij gezondheid, krachten en tijd noodig: indien gij in de wereld wederkeert, kunt gij proeven geeven van uw goed en godsdienstig oogmerk; gij zult dan veel geruster zijn, om dat gij zien en ondervinden zult, dat uw berouw oprecht, bestendig en des God aangenaam zijn zal. Hoe gaarne, mijne geliefde vriendin! schreef ik dus nog wat voord; doch ik ken uw zwakke gezondheid, en wat kan ik u toch voorhouden 't welk gij niet geduurig en veel beter hoort van die waarde vrienden, in wier bescherming gij u bevindt? - Vaar dan wel, en denk aan mij als aan uw oprechten vriend en dienaar,
jacob van veen. |
|