Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut. Deel 6
(1796)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 207]
| |
mijn waardste vriend!Ik onderneem, echter met onuisprekelijke moeite en smart, u deezen te schrijven - ik ben dooddelijk gewond - ik heb geduëlleerd, en ontving mijn loon - ik moet sterven, blondel! sterven, en zo onbereid! dat weet gij - maar welke angsten dit vonnis voor mij heeft, kan uw deugdzaame ziel zig niet dan zeer onvolkomen beseffen - mijn conscientie is ontwaakt; zij teistert mij erger dan een furie - uwe voorzegging is vervuld, ik zie mij in alle mijne afschuwelijkheid; alle mijne verstandige vermogens beschuldigen mij; alleenlijk heb ik der ondeugd dienstbaar gemaakt: ik vindt geene verschooning; ik zondigde niet bij gebrek van doorzicht; ik wist wel dat deugd orde is, en gij, gij waart mijn getrouw, mijn vermaanend vriend: toomelooze wellust heeft mij als een slaaf voor haar doen bukken; aan haar | |
[pagina 208]
| |
offerde ik mijn geweten, en de onschuld van veelen op: maar, de daad die mij het meest benaauwt, is mijne trouwloosheid omtrent een meisje dat mij beminde, en die ik onder het masker van liefde en vriendschap, bedroog! Zij viel, maar zo valt een kind door den dolk eens moordenaars - zo dra zij dacht aan het gebeurde, beweende zij haare zwakheid, en vóór zij nog wist dat ik een eerlooze schurk was, weigerde zij standvastig, met mij dus voord te leeven; en zij was toen nog geen zestien jaar! had geene vrienden, geene beschermers: ik verliet haar, toen ik zag dat ik niets meer op haar vermogt - zij stortte in eene zwaare krankte, konde niet meer voor zich zelve zorgen, en echter, ik verliet haar, maar al te geneigd om den raad mijner Zuster te volgen - zij verdween weldra, en zeer lange wist ik niet waar zij zich bevond - mijne zwakheid is te groot om u alles te schrijven - gij zult alle mijne brieven vinden in mijne Bureau: zij zullen uwe nieuwsgierigheid voldoen - vóór ik uit het Land ging heb ik u, (zonder uwe toestemming) Executeur gemaakt, mijn Testament ligt bij de brieven - schulden heb ik niet: mijn Bibliotheek is uitmuntend, verkoop die, en indien jansje greenwood in geene gunstige omstandigheden is, laat haar dan de geheele som toekomen, draag echter wel zorg dat zij niet vermoeden kan wie haar dat geld schenkt: zij verachtte mij te zeer om ook het geringste van mij te kunnen aannee- | |
[pagina 209]
| |
men - indien gij haar ooit schrijft, zeg haar, dat ik nooit iemand dan haar beminde; dat de snoodheid, aan haar gepleegd, mij meermaals zo beangstigde, dat ik mij, om mij zelven te ontvlugten, in de schandelijkste vermaaken dompelde - dat ik haare deugd eerbiedig, en beken, haare liefde nimmer verdiend te hebben. | |
vervolg.Rampzaligheid zal, moet mijn deel zijn - maar hier van zijt gij overtuigd - ô blondel! hadde ik uw voorbeeld gevolgd! - gij weet hoe ik in mijne jeugd u beminde! maar gij weet niet wat het mij kostte mij van u aftescheuren - welhaast zal mijn lot beslist zijn - het klamme doodzweet ligt op mijn gezicht - mijn hand verstijft, ik kan naauwlijks leesbaar schrijven - maar ik schrijf aan den dierbaaren vriend mijner jeugd: ô blondel! hoe gelukkig was ik toen! ja mijn vriend! gij kendet mij, toen gij mij verzekerdet dat mijn hart niet gevormd was voor de ondeugd - nooit was ik gelukkig, nooit zo gerust als men zijn moet om dat te kunnen zijn: maar, snoodaart als ik was! ik overschreeuwde mijn geweten; ik trapte baldaadiglijk ook de minste vonk van reden in mij uit, om genot te kunnen hebben van mijne misdaaden - ik verstom door wanhoop - dit belijde ik: God is rechtvaardig, ik verdien zijnen schrikkelijken toorn! | |
[pagina 210]
| |
Nu reeds elf dagen lijde ik onuitspreekelijk - de wereld is voor mij vergaan - mijne driften zijn dood, maar mijn geweten - ô dat sterft niet! - ik heb mijn geheele leven overdacht, ik heb mijn bepaald bij mijne natuurlijke overhelling tot sommige deugden - deugden! wat zeg ik? hebben zij mij immer iet gekost? wat waren zij, dan gelukkige geschiktheden in mijnen aart gegrond: ô mogt ik nog maar één jaar leeven! hoe zoude ik, door boete en bekeering, mijne zonden poogen uittewisschen! ja, blondel! ik meen verzekerd te zijn dat dit mij ernst is - evenwel - de hebbelijkheid tot zondigen - vaarwel! - leef gelukkig, vergeet spoedig een' man, die uwe vriendschap onwaardig was - ik bevind mij bij een' vriend, een' weldoener - hij zal aan Juffrouw hofman schrijven - ik kan niet - mijne krachten zijn uitgeput - nog één woord over de ongelukkige die ik wegvoerde, beroofde van alles; die ik in een vreemd Land aan haar lot overliet - wist ik - wist zij....?
: (N.B. De dood overviel den Schrijver aleer zijn brief geëindigd was.) |
|