om te geloven dat mijne mening zijn zoude, dat een deugdzaam, jong, onnozel meisjen, door eenen deugeniet ten val gebragt, onherstelbaar verloren zijn zoude. Ik beween keetje van gantscher harte, zo doet ook mijne betje: had liefde, of dat geene 't welk onervaaren jonge lieden daar voor, ter goeder trouw, aanzien, haar dwaazen stap veroorzaakt; had keetje uit dit beginzel zig geworpen in de magt van een niets minder dan onberispelijk jongeling, zij zou wel mijn medelijden, maar geenzins mijne verachting opgewekt hebben: nu zie ik de bron in onvergeevelijke halstarrigheid, en in de zucht om haaren Vader te kwellen - evenwel, mijne vriendin! waaruit is die bron voordgevloeid? vraag het haaren bedroefden Vader zelven: zijn eigen geweten zal u die aanwijzen - laaten wij toch niets onbeproefd laaten om haar wedertekrijgen; hoe zij dan ook gesteld zijn moge - ik, ik haare liefhebbende Tante, zal haar, met opene armen ontvangen: ik laak ten allersterksten haaren misslag, doch zij moet daarom niet verworpen worden - Mevrouw lenting is een monster in mijne oogen: keetje moest in zulke handen vallende, en zo voorbereid door haare opvoeding, het slagtoffer worden: ik houde mij verzekerd dat zij alles bestuurd heeft, zij werkt uit wraak, en haar bij-oogmerk is slechts haare Broeder eene rijke vrouw te bezorgen. De brief van wildschut is een triumph te meerder voor haar - het spijt mij dat dien brief is afgezonden;