Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut. Deel 4
(1793)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 225]
| |
mevrouw!Hoewel ik bijna geen pen op het papier kan zetten, eischt evenwel mijne dankbaarheid eene pooging te doen, om uwen dierbaaren brief te beantwoorden: ik ben diep getroffen door het gerucht mijner onwaardige behandelingen te uwaards: dit vergroot mijne droefheid: edelmoedige vrouw! kunt gij beledigingen vergeeven die u te dieper moesten treffen, naarmaate gij het zo wèl met ons allen meendet? - kunt gij mijne erkentenis, mijn berouw niet beneden u achten? ach Mevrouw! ik zoude ter gunste van u uwen Broeder alles vergeven kunnen; maar wat zal hij met mijne dochter aanvangen? ik ben zo zeer geruïneerd, dat indien alles eerlijk is afbetaald, (waarmede men reeds bezig is,) 'er voor mijne vrouw en mij naauwlijks een allerbekrompendst bestaan zal overblijven: ik weet zelf niet wat ik schrijf; de vlugt mijner eenige dochter, en dat wel met iemand van zulk een slecht charakter, maakt mij woedend, zinneloos! wat is 't verlies van alle mijne goederen bij het verlies van mijn | |
[pagina 226]
| |
arm, arm kind! wat verlang ik naar brieven uit Engeland! zo kan ik niet heel lang leeven - mijn toestand is onbeschrijvelijk! ik, ik heb de schuld van alles: mijn kind is door mij verwaarloosd; zij is veel ontschuldiger dan een eenig meisjen, dat ooit in de listen eens deugeniets haar bederf vond - Ik kan niet langer: alleenlijk vergeef mij alles, en beschouw met medelijden:
Uwen dankbaaren vriend en dienaar,
p. wildschut. |
|