Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut. Deel 4
(1793)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 82]
| |
mejuffrouw, geeerde nicht!Ik stond lang in beraad of ik uwen brief zoude beantwoorden: eindelijk besloot ik 'er tog toe: dat gij verlangt om mij te zien, kan heel wel zijn, maar ik verlang niet om u te zien; neen betje! ik zie nu heel wel, dat gij maar van mij scheent te houden, om over mij te regeeren, en dewijl gij veel meer verstand hebt, dan ik, hebt gij dat nog altoos zo wat bedekt gehouden, doch zo als Mama, (daar zekere luî ook wel zouden over willen heerschen,) doch zo als Mama zegt: als de maan vol is schijnt zij overal: ik verzoek vriendlijk dat gij de moeite niet neemt, om mij mijn les te geeven: en gij die zo veel naar de kerk gaat, gij zoudt beter doen, dat gij niet zo ligt allerlei kwaad geloofdet, van menschen die gij immers niet kent - niet kent, zeide ik, ja! zo gij zekere menschen in 't geheel niet kendet, of gezien had, zoudt gij misschien minder bemoeial achtig zijn: alles heeft zijne reden: en zo als gij zelve zegt, de Heer van arkel is wèl voor 't | |
[pagina 83]
| |
oog: ik geloof Nicht betje, dat ik zo deugdzaam ben, als gij, al weet ik daar zulke mooje brieven niet over te schrijven, en dat ik niet zot genoeg ben, al heb ik zo veel geleerdheid niet, om ooit een slechte knaap tot mijn man te willen hebben: maar ik wil van veen volstrekt niet: mijn Vader zal mij daar nooit toe krijgen: indien hij zo behagelijk is, neem jij den heelen van veen zo als hij gaat en staat; doch daar zult gij ook wel voor bedanken, en het oog wil ook wat hebben: gij zult mij wel verstaan betje. Wat dien Heer in uw buurt betreft, ik begrijp dat allegaêr; dat is maar een spookjen van u, om mij quasi te toonen, hoe ik in zo een geval doen moet; en ook als hij u niet kan verdienen, zo als gij nederig zegt, wat hebt gij dan toch veel uitgevoerd dan voor u zelve gezorgd? Ik hou krachtig van Tante, maar ik zie ook wel waarom zij zo een lange predikatie schrijft, en ik ben niet in staat, dat beken ik, om op zo een kostelijken brief te antwoorden; doch Tante moet mij niet kwalijk neemen als ik zeg dat zij misleid is; dat wil ik wel gelooven; en dat van arkel niet erger is, dan de meeste jonge Heeren, als zij geen stijve klikken zijn: ik zeg dat niet op neef pieter, het tegendeel is waar, maar die is ook wel een witte raaf, en ik altoos ken zulk een lieven grappigen verstandigen jonge Heer niet meer, die zo deugdzaam leeft, meen ik: dat gij gelukkig zijt, kan heel wel weezen; gelukkig is | |
[pagina 84]
| |
een smaak; ik zou heel ongelukkig zijn, als ik buiten moest woonen, maar men vindt meer zulke menschen en die zijn daarom echter ook niet gek, ik had ook geen haast om te trouwen, doch sedert Papa zo gemelijk en knorrig is, en sedert hij zegt dat hij geruïneerd is; maar ik weet wel waarom dat hij dat zegt, 't is nog goed voor mij dat ik somwijlen in de Comedie ga, en onthoud wat ik zie speelen: maar van arkel neemt mij niet om mijn geld, hij weet wel dat alles maar een fabel is; en zo hij mij niet lief had, kon hij, dat weet gij ook wel betje, zo veel meisjens krijgen als hij wil, en ook wel heele aartige deugdzaame meisjens, die meer verstand hebben dan ik, en die ik altoos wel heel mooi vond - ik bedank heel zeer om nu Buiten te komen, want het zou zeker zijn om mij te catechiseeren, en twee op één is, zijt het spreekwoord, moord: zie zo betje nu weet gij dat ik de dupe niet ben, van al die mooje raadgevingen, ik blijve na groete aan Oom en Tante, uwe,
Dienaares en Nicht, cornelia wildschut. |
|