dan mij aan 't oor reutelen met zijne observatiën.
Wat zal ik dan kunnen schrijven uwer aandacht waardig? en evenwel ik moet mij dit genoegen geeven: vóór ik vertrok, heb ik met uwe goedkeuring mij aan uwe waarde ouders verklaard; dit scheen hen niet onaangenaam: hoe gelukkig zoude ik zijn, indien gij uwe gedachten liet gaan over mijne voorstelling! had ik maar de minste verzekering dat gij in mijn afwezen mij niet zult vergeeten, noch het oor leenen aan anderen die met mij dezelfde gevoelens omtrent u koesteren! mij dunkt dat ik veel geruster ware, toen ik u dagelijks konde zien; waarom heb ik zo lang gedraald met mij aan u als uwen minnaar te doen kennen? ‘Om dat mijne omstandigheden te onzeker waren, en ik vooreerst nog niet in de gelegenheid dacht te komen, waarin ik mijne eigene zaaken zoude kunnen beginnen:’ zie hier mijn antwoord.
Het laatste gesprek met u gehouden heeft mij meer dan ooit overtuigd, dat gij de vrouw zijt met wie ik, uit alle mijne bekenden, gelukkigst leven zal: o hoe véél wint gij door nader gekend te zijn! ik zie wel, en ik zie het met dankbaarheid dat gij mij voor uwen vriend erkent, het vertrouwen waarmede gij mij vereert, stelt dit buiten twijfel; maar de gevoelens die ik voor u heb, kunnen door vriendschap alleen niet beantwoord worden: de vrolijke luchtigheid van uwen aart vindt weinig smaak in klaagtoonen; ik weet het; doch