Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut. Deel 2
(1793)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrijwaarde broeder en zuster!Nooit had ik uw beider goeden raad noodiger dan nu, en nooit zal het mij meer moeite kosten dien te volgen: voor de eerste reis van mijn leven ben ik met mijne vrouw in woorden geweest: o! hadde ik iet van dat fraaje plan geweten, nooit zou het stand gegrepen hebben: ja zeker! dat gelooft gij niet? nu ik zeg u dat het waar is: beuzelingen laat ik schikken zo als men wil, maar dit is geen beuzeling waarachtig... ik ben zo verward en zo vertoornd, en het doet mij zo leed mijne vrouw iet onaangenaams te zeggen, dat ik al zo weinig vrees | |
[pagina 319]
| |
in staat te zullen zijn om u duidelijk en klaar te schrijven als om eene som optetellen. Gisteren avond uit eeten zijnde kwam ik niet t'huis voor één uur: ik ging naar mijne kamer zonder iet te vermoeden; doch ten tien uuren in de eetzaal komende, vond ik eene jonge mij geheel onbekende zwierig gekleedde Dame met mijn vrouw en dochter de dejeuneeren: zij boog zeer beleefd op mijne buiging: een jonge Dame, huislijk en in een nacht of morgen gewaad hier aan huis! daar zag ik nier dóór: nieuwsgierig zijnde wie dit zijn mogt, wenkte ik mijne vrouw, doch die had het zo druk met schenken en bedienen dat zij het niet merkte: ‘Mevrouw wildschut een woordjen!’ - ‘Zo aanstonds zal ik bij u komen:’ zij hield haar woord. ik. (Nieuwsgierig.) Zeg, sijntje! wie is die jonge Dame die daar beneden met u wel schijnt te dejeuneren; en zo ongekleed? zij. Wel man het is mevrouw lenting, uit... ik. Wel wie is Mevrouw lenting? ik heb haar dunkt mij nooit hooren noemen. zij. Dat kan wel zijn; zij is de vrouw van dien schatrijken Burgemeester lenting te ... de zuster van den Heere van arkel. ik. En zij kon besluiten om u zo als ik haar vond te komen zien? dit is vrij gemeenzaam, doch misschien du ton! zij. (Met nadruk.) Wel zij is hier gelogeerd. ik. (Verwonderd.) Zij is hier gelogeerd! | |
[pagina 320]
| |
zij. Heden! sta je daar zo van te kijken? is ons huis niet groot genoeg? komt het mij op een beetje meer omslag aan? zou men zo eene fatsoenlijke vrouw die hier komt om een Doctor te spreeken in een logement laaten t'huis gaan? Ik was zo capot dat ik in 't eerst niets wist te antwoorden: zij ging des dus voord: Ja, zij kwam hier gisteren avond: haar Broêr, 't is een recht goed kalf, is daar heel tot ... om haar geweest: och het is zulk eene aartige vrolijke vrouw! keetje en ik kunnen er niet meer van scheiden; en zo eene fatsoenlijke vrouw, en zo rijk als het water diep! ik. En ik wist daar niets van? zij. Wel nu nog moojer! is dat een zaak om u er meê aan 't hoofd te maalen? ik dacht dat ik u dienst deed om u alle huislijke voorvalletjens te verzwijgen, om dat gij het altoos zo druk hebt en men u haast nooit ziet? gij zijt immers op uw comptoir, (en daar wilt gij niet gestoord zijn,) of de deur uit; maar zo zijn de mannen! maak het zo gij wilt, 't is altoos onvolkomen. ik. Maar mij dunkt dat uw pligt geweest ware met mij daar over te spreeken, en dan zoude ik u wel zo veel gezegd hebben dat gij dit bezoek niet zoudt hebben ontvangen. zij. o Heer, al weêr dat ouwe gezaag over menschen die men niet kent dan van hooren zeggen! weet gij wat, paulus wildscut! ik verzoek dat gij zo beleefd zijt tegen mijn gezelschap als ik | |
[pagina 321]
| |
altoos omtrent het uwen ben: zie, zijt gij de man ik ben de vrouw: alles wat gij doet is immers altoos wèl, en goed? en nu, nu ik één onnozele keer een fatsoenlijke vrouw verzoek, zonder daar over met u den breeden raad te spannen, zou men mij wel willen bekijven als een bediende, die buiten weeten van haar' Heer, vreemd volk bij haar verzoekt! ik zeg wie hoort er niet van! ik. Men kan niet met u redeneeren: wees verzekerd dat gij mij in de twintig jaar dat wij getrouwd zijn nooit zo misnoegd hebt dan nu: ik vrees dat gij dit eens te laat zien zult: geloof mij, gij hebt dwaaslijk gedaan: (zij begon optestuiven, en ik, om alle twistgedingen voor te komen, zei alleen nog,) uw verzoek om beleefd te zijn zal ik involgen, volgends mijne denkbeelden van beleefdheid, maar gij zult mij nu nog minder aan tafel zien dan anders: ik ging weg en liet haar alleen staan. Nu bid ik u, waarde Broêr en Zuster! zeg mij hoe ik mij in deeze omstandigheid moet gedraagen: ik wil mijn ongenoegen toonen en mijne goede vrouw spaaren; doch dit zal te moejelijker zijn om dat ik zulks nooit onderstond: de Heer van veen, wier moeder, mijn lieve betje, gij wel gekend hebt, heeft mij verzocht om met keetje onder mijne begunstiging te mogen verkeeren als een jongeling die niets vuuriger wenscht dan met haar te trouwen: niets zou mij aangenaamer zijn dan dit huwelijk, zo wel in 't algemeen en voor | |
[pagina 322]
| |
keetje, als voor mijn comptoir: ik heb van dien brief nog geen woord gezegd tegen mijne vrouw of dochter, en zal het niet doen vóór gij mij uwen raad mededeelt: ik ben verstoord op keetje zo wel als op haare moeder, en zo even sprak ik haar over dit bezoek: het meisjen kan niet begrijpen hoe ik daar zo tegen ben: zij spreekt met zo veel oprechte genegenheid en lof van deeze Mevrouw lenting, dat ik haar nooit zo levendig gezien heb: nu zeide ik, ik zeg u bij herhaaling, dat gij nooit gedachten moet maaken op dien kwant, die zo na aan haar vermaagschapt is dat hem zulks het recht schijnt te geeven om hier ook bijkans te woonen. Zij antwoordde mij dat zij niet aan trouwen dacht, maar dat ik zeker moest opgehitst zijn tegen beiden; dat van arkel beter was dan veele kwanten die door stijve achterhoudendheid de wereld wat fijnder wisten te bedotten: ik stond versteld over dit antwoord: ik heb aan van veen gezegd dat ik zijnen brief zal beantwoorden zo dra ik uwe gedachten en raad heb ingenomen: hoe lastig is mij dat ongenoegen met sijntje! omhels uwe beider kinderen voor
Uwen liefhebbenden Broeder en dienaar
paulus wildschut. |
|