onkundige als onwetende Amsterdammers: hoe! ben ik dan niet gewoon door een' opslag van mijn doordringend oog tot op den bodem van zulke oppervlappige zielen, en ondiepe harten te zien?
Genie, heintje, genie, en geen onderwijs doet bij mij alles af: met Juffrouw hofman zal ik misschien wat meer moeite hebben, doch ik jaag mijn' geleigeest met schande uit zijnen dienst, indien hij mij niet behulpsaam is; en de baarlijke droes zelf zou er mede gemoeid zijn, indien ik een trotschgeestig burgermeisjen niet overmeesterde: haar moet ik krijgen door onderscheidingen, door fijne, hairfijne loftuigingen, door schijnbaare confidentiën, en door nog iet - doch dat houde ik voor mij.
En nu verzoek ik dat gij mij te ..... af haalt: de Burgemeester, uitgestreeken als een klinkklare bruîgom, met het gouden gevest op zijde, zal bij mij in de koets zitten, tot dat gij zijne plaats inneemt en dan zal de Edel-Achtbaare zig in zijn forgon plaatzen en rijden - daar hij zelf wil: onderweg kunt gij uwe oogen een weinig verklaaren, want ik breng mijne mooje kamenier niet mede, maar een spikspelder nieuw jong bruinetjen... Adieu! tot vrijdag
chrisje lenting.
PS. De inleggende zal denk ik mij niet achteruit werken, in de gunst deezer halzen!