Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut. Deel 2
(1793)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 202]
| |
mijnheer!Ik verzeker u dat uw brief mij alleraangenaamst is, en dat Mijneer stamhorst en ik u zeer verpligt zijn voor de goede gedachte die gij van ons hebt opgevat: ik zal, wijl mijn man thans geene gelegenheid heeft om te schrijven, u onzer beider gevoelen nopens uwen brief mededeelen. Ik herinner mij nog eene mijner overledene vriendinnen zeer wel; en haar geheugenis is mij zo waardig, dat ik met het uiterste genoegen poog haaren braaven zoon niet geheel onnut te zijn, in een geval waarin hij zig tot ons gevoegd heeft. Er is iet zo eenvoudigs, zo schoon eenvoudigs in uwen brief, dat ik van de waarheden die gij daarin verhaalt, volkomen zeker ben: het ware te wenschen, Mijnheer, dat alle dagelijksche lieden met u te vergelijken waren; dan zouden veele ouders minder bekommerd denken, aan het nog verborgen lot haarer dochters: en veele onwaardige schepzels niet zo bij onze sexe den voorrang verkrijgen. Uw oordeel over mijn nicht, komt zo wel met | |
[pagina 203]
| |
het mijne overeen, dat ik er niets heb bijtevoegen: de omstandigheden waarin zij zig bevindt, zijn niet anders dan gij die beschrijft: en ik houde mij verzekerd dat zij, indien zij in de voor haar beste handen valt, vóór nog haar charakter een vasten verkeerden draai gekreegen heeft, met een braaf man gelukkig zijn kan: alles zal ontertusschen van haare keuze afhangen, maar ik ben beducht of zij die wel met oordeel zal kunnen doen. Ik besef evenwel ten volle, dat Mijnheer uw Oom, dat Mejuffrouw uwe Zuster, naar maate zij uw geluk bedoelen, en minder bekend zijn met het eigen charakter mijner nicht, zig tegen deeze uwe keuze aankanten: uw beider uiterlijke omstandigheden, uw beider opvoeding, loopen zo verbaasd ver uit elkander, dat men, oppervlakkig ziende, hun alles met toestemmen: men vindt zo veele huwelijken, die, zo als men zegt, gegrond waren op de hoop om elkander te verbeteren, verkeerdlijk uitkomen, dat men niet te onrecht daarvan wordt afgeschrikt: indien gij evenwel gelooft eene goede keuze te doen, en u instaat gevoelt om eenige onaangenaamheden aan den kant uwer famille, niet al te zwaar opteneemen, dan dunkt mij dat gij uw oordeel volgen moogt. Gij zegt Mijnheer, dat keetje voor u niet meer dan beleefd is; dat uwe liefdensverklaaring haar noch aangenaam noch onaangenaam schijnt te zijn: ik heb eenigen grond om zulks te gelooven; maar dat kan veranderen, en dat zal veran- | |
[pagina 204]
| |
deren indien zij haar' vader wil vergenoegen en mijn' raad kan volgen: het is wat moejelijk, Mijnheer, dat men met mijne schoonzuster niet veel weet te beginnen, en naauwlijks kan uitdenken hoe haar te onderhouden over eene zaak van zo veel belang: dit kan ik u verzekeren, dat ik mijnen Broeder omstandig zal antwoorden, zo dra ik zijnen brief ontvangen heb; ik zal poogen hem den raad te geeven dien hij thans noodiger heeft dan ooit: ja ik zal ter ondersteuninge van uw oogmerk zelfs een' brief aan mijne geliefde Nicht schrijven. Alles wat gij mij verhaalt nopens de verkeering daar aan huis is mij bekend, maar niets ontrust mij zo zeer, als de verkeering van zeker Heer door u naar waarheid beschreven; en die bekommering is zeer toegenomen, nu ik weet dat zijne Zuster daar gaat logeeren: hier is een oogmerk achter verborgen, en wat dat zij is wel tegissen: in welk een gevaar is het meisjen, indien den wil van haaren vader, en de allervriendelijkste vermaanende raad van eene liefhebbende Tante haar nog niet bijtijds in eene veilige have brengen! behaagde het Gode dat gij de man waart die haar behoedde voor een ongeluk, 't welk zo lang zal duuren als haar leven! haar vader zou niemand, heeft hij zelf eens gezegd, liever ten schoonzoon hebben dan u Mijnheer; en ik houde mij verzekerd dat hij daartoe de gegrondste reden heeft: uw brief heeft alles afgedaan: mij dunkt dat gij, wanneer mijn Broeder zijne Dochter over u en uw | |
[pagina 205]
| |
bepaald oogmerk heeft onderhouden, u met een verdubbelden vlijt moet toeleggen om haar hart voor u te winnen; dan zal zij zig wat verder moeten verklaaren en wij zien hoe het te schikken. Ja, Mijnheer, ik ontken geenzins, dat jonge lieden als de Heer van arkel, doorgaands meer bij de jeugd van mijne sexe in aanmerking komen dan zij verdienen: dit is ook al de fraaje vrucht eener zogenaamde goede opvoeding: doch die wel een geheel anderen naam verdient: dit is het niet al: veele vrouwen die niet meer jong zijn, zijn van dit gevoelen; en zij die de bedoeling van haar geheele leven hebben leeren stellen in zinlijk genot en verlustigingen, in tijdverdrijven en woelige vermaaken, kunnen niet wel anders dan zulke gasten verkiezen, boven jonge lieden, die men geleerd heeft nuttig te worden, zig wèl bezig te houden, en het geluk te zoeken daar, alwaar de mensch, zo lang hij op aarde blijft, het alleen vinden kan: mijne schoonzuster geeft ten dien opzichte een zeer sterk bewijs. Ik ben het ook volkomen met u ééns, dat keetje indedaad het geluk eens mans zal kunnen vergrooten, indien zij haare leidelijkheid en goedaartigheid behoudt, en de man uw oogmerk en bekwaamheid bezit: zo ik anders dacht, geloof mij Mijnheer, dat ik, hoe gaarne ik u in onze famille houde, ik op een geheel anderen toon schrijven zoude; en dat wel om uwent wil: het is niet genoeg haar in goede handen te zien, de braave man | |
[pagina 206]
| |
die haar verkoos moet zig beloond kunnen vinden: maar zo als gij zegt, keetje heeft veel goede hoedanigheden, die alleen moeten geleid en versterkt worden: zij heeft, ik ontken het niet, zij heeft eene natuurlijke traagheid, die haar belet dat geene te worden 't welk zij worden zoude, indien zij die konde overwinnen; maar zij is jong, en heeft buiten dit gebrek, (voor zo verre ik weet,) geen eene doorschijnende fout. Zou haare vriendin, Juffrouw hofman, haar, door uwe zijde te neemen, niet kunnen bevoordeelen? of zou de schoonschijnende verleider, (als zodanig heb ik gelegenheid gehad hem te leeren kennen,) haar ook te veel behaagen? ik kan deeze jonge Juffrouw maar zeer oppervlakkig, en weet alleen dat zij veel verstand en veele talenten heeft; vrolijk, aangenaam, en, kort gezegd, zeer beminnelijk is. Ik zal met de uiterste dcelneeming uw ten uwen genoegen veranderd lot verneemen, en niets verzuimen, wat instaat zij, dat zo te bestuuren: mijn man en ik, hebben de eere u te verzekeren, dat wij zijn, uwe zeer genegene dienaar en dienares
willem stamhorst, en elizabeth stamhorst geboren wildschut.
PS. betje heeft mij verzocht den brief aan Juffrouw mietje hier intesluiten: wees zo goed dien aan haar, met mijne groete, overtegeeven? |
|