Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut. Deel 2
(1793)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 59]
| |
mijnheer!Het is zo wel het belang als de pligt van ieder braaf Boekverkooper, het lezend publicq van zulke boeken te verzorgen die leerzaam, nuttig, of aangenaam zijn, en des ook de talenten van bekwaame lieden optespooren, aantemoedigen en wèl te betaalen. Wat mij betreft ik heb mij nooit van deezen verwijderd, en verstond altoos mijn belang te wèl om niet zulke lieden aan mij te verbinden, die ik noodig had: maar ook nooit heb ik mij onteerd door het uitgeeven, of zelfs in commissie verkoopen, van zulke schriften die den Godsdienst ondermijnen, de zeden bederven, den eerlijken naam van openbaare persoonen schenden, enz. Ik zoude des ook niet besloten hebben om het paquet, mij door den jongen Heer ligthart, uit uw' naam bezorgd, in druk te brengen, zo ik mij niet hadde verzekerd gehouden, dat dit werk onmogelijk de minste schade zoude kunnen doen, hoe wijsgeerig het 'er ook moge uitzien: en dewijl ik 'er niets nadeeligs voor de zeden in ontdekte, hoe | |
[pagina 60]
| |
weinig blijken van goeden smaak daar ook in zij, heb ik mijne pers daar voor geleend. Het is juist zo uitgekomen als ik voorspelde: zo dra het stukjen op mijn toonbank lag, trok het de oogen van eenige jonge heeren die hier uit- en in-loopen. ‘Sijstema van invallen: ei, ei!’ zeide de eene; ‘de tijtel is wat baroque, maar laat zien,’ hij doorbladerde het, en wierp het neêr: een ander vattede het op, zag het in, en vroeg:’ ‘Zeg eens schijf, houdt gij ook autheuren in het zottehuis aan 't werk?’ enfin, dit duurde zo eenige dagen, maar het bleef onverkocht: de schrijver heeft zelf niet eens den mageren lof van uitgelagchen te worden: er is geen een exemplaar verkocht, daar ben ik van verzekerd: ik heb des beslooten om u de geheele uitgaaf te zenden, willende niet dat die in stroop en coffij winkeltjens zal verbruikt worden, om dat uw vriend mij een groote achting voor uwe ouders heeft ingeboezemd, en ook uit medelijden met u, Mijnheer! uw geschrift draagt alle kentekenen van eene zwartgallige krankzinnigheid; en met dit al, ik heb spooren ontdekt van vernuft en belezenheid: zo gij kunt besluiten, wanneer uwe hersens op stel zijn, om in plaats van bijzonder, nuttig te schrijven, wil ik wel eens met u spreken: ik verzeker u, ondertusschen, dat er tegen den Godsdienst niets nieuws meer te schrijven is; dat alles bestaat in herhaalingen, of in tegenwerpingen die tot verveelens toe wederlegd zijn: gij kunt des in dat vak nooit iet worden dan een ongevallig na- | |
[pagina 61]
| |
schrijver van het geen op de vernuftigste wijs door de Apostelen van het deïsmus en atheïsmus geschreven werd. Niets dan mijne achting voor uwe braave famille, en mijn medelijden voor uw ontsteld hoofd, heeft mij kunnen bewegen om zo zeer uw vriend te zijn als men zijn moet, zal men u van dienst weezen: gij zijt, hoor ik, nog jong, en alles zal vergeeten worden; want zo ik zeg, er is geen een exemplaar van verkocht. Ik heb de eer te zijn:
mijnheer!
Uw dienaar.
j. schijf. |
|