Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut. Deel 1
(1793)–Aagje Deken, Betje Wolff– Auteursrechtvrij
[pagina 300]
| |
mijnheer zeer waarde broeder!Nooit heeft onze zeer verschillende wijze van leven, of denken, onze wederzijdsche genegenheid in het allergeringste verkoeld: reeds namen wij het oprechtste aandeel in alles wat ons wederzijdsch geluk betreft: hoe zeer ik mij des ook vleie dat gij daar aan even weinig twijfelt dan wij, zo zal ik echter in deezen brief u daar een vernieuwde blijk van te geeven. Uw uitgebreide koophandel belettede u om een zo oplettend man en vader te zijn, als gij uit hoofde deezer verpligtingen behoordet te weezen: dit is eene waarheid, die gij, waarde broeder! ons altoos hebt toegestaan: hieraan is het ook toe te schrijven, dat gij de opvoeding uwer dochter geheel en al van u geschooven en aan haare moeder hebt overgelaaten; maar, al eens gesteld, dat deeze welmenende, deeze waarlijk braave vrouw daartoe de vereischte bekwaamheden haddet, zo is echter de manier van leven die men bij u houdt, den kring waar in zij verkeert, en de uitspanningen die zij verkiest, geenzins ge- | |
[pagina 301]
| |
schikt om haar dien gewigtigen post wèl te doen waarneemen; ofschoon zij u overhaalde om na het overlijden van Mademoiselle du sart, geene andere Gouvernante te neemen, maar keetje geheel en al aan haare bestuuring overtelaaten: uwe vrouw, indien zij keetje geheel verkeerd mogt hebben opgevoed, is echter wel verzekerd dat zij van niets het minste te beschuldigen is; men moet veel meer dien misslag in gebrek aan doorzicht dan in opzettelijk verzuim zoeken; ware het hoofd uwer vrouw zo goed gesteld als haar hart, zij zoude eene volmaakte Moeder zijn. Gelukkig dat tot dus verre het lieve meisjen zeer bedaarde driften en een geleidelijken geest had; (voor zo verre ons dit bekend zij)Ga naar voetnoot(*). Ik geef u echter, mijn waarde broeder! in bedenking, of eene jonge schatrijke Juffer die met haar veertiende jaar geheel en al aan haar zelve werd overgelaten, zig zelve bij mogelijkheid kan opvoeden - regels maaken en daar naar haar gedrag bestendig volgen? of zo een kind wel schemerachtig weet wat geluk zij, en langs welke wegen men het kan bereiken? of zo een meisjen wel ooit gelukkig kan zijn in of buiten het huwelijk? Uit eenen brief die keetje aan haare Nicht betje geschreven heeft, verstaan wij, onder anderen, dat zij zeer gekweld is door zelfverveeling enz., dat zij | |
[pagina 302]
| |
niet weet wat met zig zelve aantevangen, en dat zij nergens minder zig vermaakt dan daar men dit van zulk eene jonge Juffrouw zoude Verwachten, enz. dit heeft mijne waarde vrouw en mij minder verwonderd dan bedroefd: de ondervinding heeft meermaals geleerd dat de zelfverveeling veel meer kwaads en buitenspoorigs veroorzaakt heeft dan opzettelijke zedeloosheid; en dat voor rijke jonge lieden duizenderleie wegen openstaan om tot wanorders te vervallen: uw dochter geeft te verstaan dat zij van alles moede is; dat alles reeds zo oud voor haar is; dat haare wenschen, zo rasch voldaan als gevormd, haar geen waar genoegen aanbrengen - en dit meisjen is nog maar agttien jaar! Hoe beklaagen wij ons lieve keetje! nu moest zij eerst onder het oog eener verstandige moeder de wereld beginnen intetreden; nu moest zij eerst beginnen te genieten het welke rijkdom en jeugd in haare omstandigheden uitdeelen: dit is het levenssaisoen waarin de tijd op vleugelen wegsnelt, om dat de geest altoos bezig blijft met het vormen van plannen tot een aanstaand geluk; dan is men in de verwachting, in de vooruitzichten oneindig gelukkiger dan men ooit door de verkrijging daar van weezen kan: het genoegen, schemerachtig ontdekt, wordt niet afgebroken door ondervinding: en het ligtst opgehaald luchtkasteel heeft vaste grondslagen. Zult gij, waarde broeder! in staat zijn om haar nieuwe begeertens, nieuwe behoeftens en des nieuwe vooruitzichten te bezorgen? hoe jammer is het dat | |
[pagina 303]
| |
haare voortreffelijke Gouvernante overleed toen die reeds den aanvang der opvoeding gemaakt had! zij had reeds veel gewonnen: de neigingen tot traagheid en onverschilligheid waren reeds weggenomen; zij begon werkzaamer, wat gezetter bezig te worden: maar dit alles is uitgewischt: beeft gij niet dat uwe dochter, zonder het oogmerk te hebben om van de deugd aftewijken, al zeer verre zal kunnen afdwaalen? te meer daar zij geduurig omringd is van knaapen die misschien hun voordeel zullen weeten te doen met haare omstandigheden: en wiens is den schuld? keetje komt nu in dien leeftijd waarin de reden niet altoos door de Natuur gehoorzaamd wordt. Ik overwoog eenigen tijd of ik de vrijheid zoude neemen om u op deeze wijs te schrijven; ik zag er al het ongevallige van; maar mijne zucht tot haar geluk deed alle mindere bedenkingen wijken: men heeft ons verhaald dat uwe dochter in de vier laatste jaaren, (en juist zo lang zagen wij haar niet,) een ongemeen fraai meisjen geworden is; dat ieder haar kent, dat zij overal verkeert, dat zij op alle publicque vermaken komt, dat de Vauxhall en de openbaare Bals haar dikwijls zien inkomen met zulke jonge lieden, met wie zedige Juffers niet zeer behoorden bekend te zijn; men voegt er bij dat haare Moeder niet altoos bij haar is. Zoudt gij niet besluiten kunnen om met uwe vrouw die in waarheid deugdzaam en goedaartig is, over dit alles eens ernstig en minzaam te spreeken? zoudt gij haar niet kunnen voorstellen om keetje | |
[pagina 304]
| |
eene vriendin als Gezelschapsjuffer toetevoegen? indien gij in deezen gelukkig slaagt, is uw dochter in veiligheid: ik hoop, waarde broeder! dat gij ons op deezen brief zo een antwoord zult zenden als wij van u verwachten. Wat ons betreft: wij leven vergenoegd en vrolijk; betje is een platje, maar doet eere aan de opvoeding haarer ouders; en indien zij dus blijft voordgaan, en niet al te vroeg in het huwelijk ons ontsnapt, zal zij eens haare uitmuntende Moeder gelijk worden: mijn zoon belooft veel; maar of hij zijne dagen wel in zulk eene kalmte zal doorbrengen als zijn Vader, dat is zeer bedenkelijk; hij is in zijn' aart billljk en rechtvaardig; en zijn vuurige geaartheid maakt hem, om betje's uitdrukking te gebruiken, meer den don quichot dan den bedaarden verdeediger der menschlijke natuur; als hij wat ouder is zal dat groote vuur wel wat verminderen: men vindt ook doorgaands meer deugd in warme genegenheden en hevige begeertens dan in menschen van een bloedlauw charakter: sterke driften kunnen bedwongen, maar koude driften kunnen nooit vruchtbaar tot eenig goed gemaakt worden; zijn stand van Advocaat zal hem intusschen hier meermaals gelegenheid geeven om zijn Rosinant te beklimmen, en reuzen der onderdrukking te bevechten. betje plagt altoos zo zeer uwe gunstelinge te zijn dat dit mij de vrijheid doet neemen om u nog een weinig over haar te onderhouden: gij weet wel dat nooit blind was voor de gebreken mijner kinderen; | |
[pagina 305]
| |
dat blijft zo: ik zie zeer wel dat zij veel satiricq vernuft heeft; en dat zij daardoor, ware haar hart niet zo goed of haar oordeel minder gezond, zig, in de zamenleving, die overal uit zeer gebrekkige menschen bestaat, veel minder gevreesd dan bemind zoude maaken: maar dat zelfde vrolijke, werkzaame, gaauwe meisjen, (hoe zelden dit ook anders in zulke charakters valt,) is mij veel te sentimenteel: mijne vrouw poogt haar daarvan wel te genezen, maar dit moet met geduld geschieden; en meer door schertzerij dan door staatige lessen; betje heeft met alle jonge lieden gelijk dat zij niet gaarn word uitgelagchen; en de groote gedachte die zij met recht van haare Moeder vormt, maaken dat deezer poogingen niet vergeefsch zijn: mijne vrouw is zo wel overtuigd van het groote nadeel dat zulke boeken, in welk een roem ook te voorschijn komende, den jonge lieden gedaan hebben, dat zij daar omtrent nooit iet verzuimt. Niets is immers zekerer dan dat eene vrouw die door het huwelijk zig aan de Maatschappij nader verbindt, dikwijls in omstandigheden komen zal waarin zij meer vastheid van geest, meer onvermoeid geduld, meer gehardheid tegen ligchaamssmarten zal noodig hebben dan een oppervlakkig toeschouwer zig misschien kan verbeelden: en hoe onnatuurlijk is ook eene vrouw die geene zachte lenige zeden, vriendlijke bespraakzaamheid, ja eene min of meer kinderlijke blijmoedigheid hebbe! even zeer ben ik afkeerig van die sentimenteele nufjens die of ter goe- | |
[pagina 306]
| |
der trouw of uit gemaaktheid zulk eene overdrevene gevoeligheid, bij het minste wisjewasjen, laaten blijken. Uwe zuster, mijne geliefde vrouw, is zo wel de vreugd, als de roem van mijn leven: zij blijft zo als zij was toen gij haar alle daag zaagt, en geduurig al meerder achttet; haar Bekkeriaanismus neemt ook geenzins af, en sedert eenigen tijd begint men te gelooven dat men eene goede Christinne zijn kan hoe weinig credit men ook voor den duivel hebbe: zij heeft hier spijt den besten Pastoor geheele bendel van spooken die in dit oord, nog (dat is in de ongeoefende harsens) veel kattensprongen maaken, gebannen en vernietigd: ja zelfs twee boeren meisjens, die men zeide dat bezeten waren, met hulp van een goed Geneesheer van alle haare zenuwkwaalen hersteld: men hoort bij veelen met dezelfde onverschilligheid een hond huilen als een kat maauwen; ja eet even gerust met dertien als met twaalf persoonen: zo dat, broêrtje, zij is hier zelfs nuttig geweest: onze Dominé heeft ook sedert dien tijd de handen ruimer gekregen om bijgeloof, het kind der vrees en onwetenheid, te verjaagen. Vaar wel, groet uwe waarde vrouw van ons allen, en geloof dat gij een vriend hebt in uwen broeder
w. stamhorst.
PS. Ei lieve wildschut, verneem eens naar zeker jong Heer - van arkel, die veel bij u ver- | |
[pagina 307]
| |
keert: er woont sedert weinige maanden in dit oort eene Mevrouw lenting, die mij weinig bevalt; men zegt dat van arkel haar broeder is, zij is eene vrouw van de groote wereld, en geeft hier den ton, voor zo verre zulks uitvoerelijk is: ik haast mij niet zeer om gemeenzaam met haar te worden; ik heb eene dochter.... adieu pauwtje! van uwe zuster
e. stamhorst. |
|