ik speel hoog met haar, en doe haar lagchen: meer is dáártoe niet nodig: altoos was ik bedacht om mij te schikken naar de denkwijze van ieder die ik winnen moest; die buigzaamheid bewaart mij voor onbetaamelijkheid: dit is zo zeker, dat de Dominé, die ik hier ook wel eens ontmoet, mij altoos met onderscheiding behandelt: keetje zegt, dat hij haar gedoopt heeft, en een vriend van het huis is: hij schijnt een waarlijk braaf man; hij zal des, volgends zijne eigene beginzels, zulk een verstandig beleefd jong Heer niet ligtlijk veroordeelen.
De Heer wildschut ken ik het minst van allen: hij is of uit, of in zijn zaaken: dit weet ik van goeder hand, dat hij schatten verzameld heeft, en voordgaat met die te verzamelen; maar gierigheid schijnt geen inmengzel in zijn charakter: of hij veel dan of hij weinig menschenverstand heeft, zo als ik zeg, ik ken hem nog niet: hij schijnt veel meer in zijn huis gelogeerd te zijn, dan er te woonen.
Of zij vriendinnen heeft weet ik ook niet; maar zo een beuzelaarster kan, dunkt mij, de vriendschap niet nodig hebben: hier verkeert ook aan huis eene Juffrouw hofman; de dochter van een Linnenwinkelier: zij heeft bijna zo veel verstand en waar vernuft als gij zelve: zij ziet er zeer wèl uit, is keurlijk welgemaakt, zeer vrolijk; zij heeft een paar oogen die zo schalkachtig en zo alles overmeesterend fraai zijn, dat ik nog niet weet of zij niet wel een weinigjen van de onzen is: het scheen mij somwijlen toe, als of zij mij waarnam; maar welke over-