Wiekslag om de kim. Deel 2. Commentaar en apparaat

[GZ17] Gij zijt de hond niet aan de deur van uw geluk

Overlevering

C^1: Carnet H-63, p. 8r.

C^2: Carnet H-67, p. 12r.

T: Derde winterboek van de Wereldbibliotheek, p. 119. /28/

M^1: Manuscript H-74,29.

M^2: Manuscript H-76,31.

P^1-3: Drukproeven D H-78,33.

D: God aan zee, p. 33.

Datering

17 januari 1923; 11 maart 1924.

Ontwikkelingsgang

De vroegste schriftelijke neerslag van het gedicht is een ruwe opzet, gedateerd op ‘17 Januari’, in het carnet van 1923 (C¹:A). De eerste twee strofen bestaan uit vier regels, maar of voor Van de Woestijne in dit stadium de sonnetvorm al vaststond, is door de witruimte niet zeker.

	C^1:A^+
1		Gij zijt de hond niet aan de deur van uw geluk.

2

Gij kent geen honger dan [

ø

]

naar nieuwe zorgen

3

En bij het weiflen van een ongeboren morgen

4		Schiet gij de luchters van^* van schoonste lichten stuk
		[strofewit]

5

Hoe de armoe van een weeuw uw [

ø

]

borge

6

hoe de eêlste glimlach van een kind uw [

ø

]

smukk'

7

gij blijft [

ø

]

tuk

8		[	ø	]	worgen
		[open ruimte]

9

[

ø

]

gij kent geen grooter vreugd

10		Dan voor de felste wonde op Godes rots te knielen
		[regel wit]^+

11

[

ø

]

God is de lanse

+ [1-10→1-10]

* [lees: eenmaal van]

+ [11-12→13-14]

[p. 435]

12	die u zal prikken tot gij goddelijk zult dansen

Ruim een jaar later schreef Van de Woestijne een netversie in het carnet van 1924-1925 (C²), gedateerd ‘11 Maart’ (1924). Deze is opgenomen in de gecombineerde synopsis.

Varianten en correcties

			(C^1 niet opgenomen)^+
1	C^2		Gij	zijt de hond niet aan de deur van uw geluk.
	T-D		‘Gij	|	|

5	C^2		Hoe	de armoê van een weeûw uw medelijden borge;
	T-D		‘Hoe	|	|

6	C^2		hoe de eêle		glim-lach	van een kind uw vreeze		smukk'	:
	T, M^1		|	|	glimlach	|			|
	M^2	a	|				|	borg
		a	[				]	smukk'	:
	P^1-D		|						|

9	C^2		Gij	weigert, daar gij vraagt. Gij kent geen grooter vreugd
	T-D		‘Gij	|	|

12	C^2		dronkene	aan leêgte		die geen zatheid kennen meugt
	T		‘dronkene	|			|
	M^1-D		|		|,	|	|^+

13	C^2		dan tot	den dag der straf dat God u van zijn lanse
	T-D		tot aan	|	|

14

C^2

zal

prikken

tot

ge oneindig-goddelijk

zult dansen.

T

|

|

gij weêr en goddelijk

|

|'

M^1, M^2

|

|

porren

|

|

P^1

a

|

|

b

[

],

[

]

P^2-D

|

|

+ [1-10←, 1-10]

+ [13-14←A, 11-12]

Zetfouten

P^1-3, D

r. 7: uw | uwe