| |
[MM24] Uw aangezicht is bleek 'lijk 't mijne wordt. - terwijl
Overlevering
M1: Manuscript H-3. |
T1: Dietsche warande & Belfort 11.ii (oktober 1910), p. 226. /3/ |
M2: Manuscript H-8,[1]. |
T2: Groot Nederland 9.i (januari 1911), p. 40. /4/ |
M3: Manuscript H-29,[13]. |
M4: Typoscript H-40,[31]. |
D: De modderen man, p. 51. |
| |
Datering
Eind maart - april 1910.
| |
Ontwikkelingsgang
I
M1 is een vel briefpapier van glasbedrijf en lijstenmakerij Paul van Hende, schoonvader van Van de Woestijne. Het vers werd direct voltooid: het is een schone tekst, geschreven met zwarte inkt. Op hetzelfde papier komen (fragmenten van) [mm25] en [mm27] voor (zie aldaar). Deze gedichten zijn ontstaan en waarschijnlijk ook geschreven in de periode waarin Van de Woestijne een aantal nachten waakte bij het sterfbed van zijn schoonvader. Zie verder noot 1.
| |
II
M2 is kopijhandschrift voor T2 geweest. Op het manuscript had Van de Woes- | |
| |
tijne onder de groepstitel geschreven: 'terwijl ik waakte bij een stervend man.’ Deze toevoeging bleef in het tijdschrift achterwege.
M4 is kopij voor D geweest.
| |
III
M3 is een blad dat behoort tot de voorbereidingen van Het gelaat des dichters. Het bevat alleen de titel van de groep gedichten die aan Moréas is gewijd: ‘In Memoriam Jean Moréas’; daaronder als een verklarende toevoeging: ‘(gedicht terwijl ik, bij nachte, een stervend man waakte)’. Iets lager volgt het romeinse nummer 1.
| |
Varianten en correcties
|
(M3 niet opgenomen) |
|
|
3 |
M1, T1 |
zie 'k |
schamper-lui Persephona ten starren stijl |
|
|
M2-D |
rijst |
| |
| |
4 |
M1-M4 |
en schraaft de aandacht'ge Hond, |
|
schuin-oogend, |
|
uwe schene. |
|
|
D |
| |
|◦ |
| |
|◦ |
| |
| |
6 |
M1-M4 |
staan schemer-vaal uw schaemle leden in |
|
den |
duister; |
|
|
D |
| |
| |
het |
| |
| |
7 |
M1, T1 |
want gij zijt klein en moe; - maar in uw aangezicht, |
|
|
M2-M4 |
| |
|◦ |
|
D |
| |
|, |
8 |
M1 |
dat bleek is 'lijk het mijne wordt, |
|
blinkt |
|
eeuw'gen |
luister. |
|
|
T1 |
| |
|
| |
eeuw'ge |
| |
| |
|
M2 |
| |
|
| |
eeuw'gen |
| |
| |
|
T2 |
| |
|
| |
eeuw'ge |
| |
| |
|
M4, D |
| |
| |
glanst |
|
| |
|
| |
| |
Zetfouten
T1 |
r. 5: god | God |
D |
Groepstitel: Moreas | Moréas |
| |
Noten
1 | Het gedicht is, samen met de twee andere gedichten waarvan op M1 gedeelten voorkomen, geschreven ten tijde van het sterfbed van Van de Woestijnes schoonvader F.P. van Hende, die overleed op 8 april 1910 (Rutten, Interludiën, p. 678). Van de Woestijne waakte verscheidene nachten bij hem en las tijdens een van deze nachten Les stances van Jean Moréas (1856-1910), van wie hij later hoorde dat deze tijdens dezelfde nacht (van 29 op 30 maart) gestorven was. Van de Woestijne beschreef dit in een aan Moréas gewijd herdenkingsartikel, gepubliceerd in de N.R.C. van 27 maart 1926: ‘Ik-zelf bracht in die tijd [eind maart 1910] wakende nachten door aan de sponde van een man, die eveneens stervende was. In de wake van 29 op 30 Maart had ik de Stances van Moréas herlezen en gemediteerd. Aldus zag ik den ochtend met de rillend-rozige zon rijzen over een jonge boomgaard vol bloeiende fruitbomen. Na de nachtelijke wijsheid, dit mirakuleus-nieuwe leven. Hebben de brekende blikken van den
|
| |
| |
| Dichter het nog gezien? Het is dien dag, dat hij, zooals ik 's anderendaags vernam, gestorven is.’ (VW dl. 5, p. 868.)
De roem van Jean Moréas, die in Griekenland geboren werd als Ioannis Papadiamandopoulos, is behalve op Les stances gebaseerd op zijn rol in de symbolistische beweging in Frankrijk in het laatste kwart van de negentiende eeuw. Zie ook de Ontstaansgeschiedenis, § 4.1.5. |
2 | In typoscript M4 niet gecorrigeerde fouten:
Groepstitel: Moreas | Moréas
r. 4: schuin-oogend | schuin-oogend, |
3 | Van het gedicht verschenen vertalingen in het Duits (2x). |
|
|