Wiekslag om de kim. Deel 2. Commentaar en apparaat
(1996)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1 De bronnenlijstAlle voor de editie gebruikte primaire documentaire bronnen van de hand van Van de Woestijne zijn in de Bronnenlijst in chronologische volgorde beschreven.Ga naar voetnoot25 Ook enkele drukproeven die in verband met de reconstructie van de bundelgeschiedenis of de totstandkoming van het drieluik van belang zijn geweest maar die geen sporen van Van de Woestijnes handschrift bevatten, zijn opgenomen. Ze zijn onderdeel van de tekstgeschiedenis en onlosmakelijk verweven met de overige bronnen. Bij de beschrijving is telkens vermeld wat de status van dergelijke bronnen is.Ga naar voetnoot26 De bronbeschrijvingen zijn in éen lijst samengebracht om een vaste plaats te hebben waar alle materiële gegevens over de bronnen te vinden zijn, zowel voor de commentaar als voor het variantenapparaat. Bovendien kan zo inzichtelijk gemaakt worden hoe bronnen zich tot elkaar verhouden. Naar de lijst wordt verwezen met een H-nummer (zie de volgende paragraaf). De beschrijving is beperkt tot die gegevens die de lezer in staat stellen het werkelijke manuscript aan de hand van de beschrijving te herkennen, én om een indruk te geven van de aard en de status van het manuscript als schakel in de reeks bronnen die de totstandkoming van een gedicht of het drieluik documenteren.Ga naar voetnoot27 Hieronder worden de verschillende onderdelen van de beschrijving besproken. De beschrijvingen zijn gemaakt aan de hand van de originelen, tenzij anders vermeld. Wellicht ten overvloede wijs ik erop dat bij de beschrijving alleen die aspecten van het manuscript worden vermeld die relevant zijn voor het Wiekslag-onderzoek. Veel manuscripten, en zeker de carnets, bevatten tevens teksten van of aantekeningen voor ander werk van Van de Woestijne. Deze zijn geheel buiten beschouwing gelaten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1.1 Volgorde en nummeringDe documentaire bronnen zijn van de sigle H voorzien en opeenvolgend genummerd. De volgorde is chronologisch, met dien verstande dat de datering in een aantal gevallen globaal is. De datering wordt verantwoord. Wanneer de datering niet precies bepaald kon worden, is voor de plaatsing in de chronologie de vroegste datum aangehouden waarover wel zekerheid bestaat. Agenda's en carnets zijn vaak een jaar of langer gebruikt; dan is de vroegste datum als referentiepunt voor plaatsing in de lijst gebruikt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1.2 Materiële beschrijvingIn principe worden vermeld:
Niet altijd is een bron met deze categorieën afdoende te beschrijven; men zie bijvoorbeeld H-1, een brochure waarin produkten van ‘Nederlandsch-Indische kunstnijverheid en huisvlijt’ worden aangeprezen, en die Van de Woestijne gebruikte om op de blanco achterzijde verscheidene notities te maken. In dergelijke gevallen wijkt de materiële beschrijving af. Een groot aantal manuscripten is door de handen gegaan van vroegere onderzoekers (P. Minderaa, M. Rutten). Zij hebben soms aantekeningen of cijfers op de manuscripten genoteerd. Paul van de Woestijne en Maurice Roelants (respectievelijk zoon en zwager van de dichter) hebben lange tijd de papieren die in bezit waren van de familie, beheerd, en ze gebruikt bij de voorbereiding van enkele uitgaven. Hun aantekeningen, vaak moeilijk te duiden of met elkaar in verband te brengen, zijn niet steeds vermeld, tenzij daaraan bij het onderzoek voor deze editie informatie ontleend is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1.3 GedichtenIn deze rubriek worden de nummers gegeven van de gedichten waarvan het manuscript tekst bevat. Komt het manuscript niet voor in de tekstgeschiedenis van een of meer gedichten, maar was het bijvoor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beeld een van de bronnen die verband houden met het ontwerpen van de compositie, dan staat in deze rubriek ‘n.v.t.’ en volgt een nadere uitleg onder ‘bijzonderheden’; bijvoorbeeld H-25, een drukproef van het voorwerk van Het gelaat des dichters waarin geen verstekst voorkomt. Wanneer het manuscript uit meer dan éen blad bestaat, wordt tevens aangegeven welke gedichten op welk blad of pagina staan. Gedichten die in het tekstdeel van de editie staan, worden aangeduid met hun nummer; van andere gedichten wordt tussen haakjes het paginanummer in deel 1 van het Verzameld werk opgegeven. Indien de bron een eigen paginering heeft (in de hand van Van de Woestijne zelf, of bij drukproeven de gedrukte paginering), is die aangehouden. Ontbreekt een dergelijke paginering of is die onvolledig, dan wordt tussen teksthaken tevens een eigen nummering gegeven. Wanneer bladen eenzijdig beschreven zijn of het manuscript slechts voor éen gedicht gebruikt is, is afgezien van een toevoeging recto/verso. Het komt ook voor dat slechts een deel van de pagina's wordt opgegeven en een meer volledige beschrijving onder ‘bijzonderheden’ staat, of dat een grote groep gedichten samenvattend beschreven wordt. Een voorbeeld van het laatste is H-79, de volledige drukproef van God aan zee. Daar is volstaan met ‘[gz1] t/m [gz45]’ omdat specificatie hier weinig zinvol is. Bij agenda's en notitieboekjes is de rubriek ‘gedichten’ achterwege gelaten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1.4 DateringIn deze rubriek wordt de datering van het manuscript vermeld. Vaak is die globaal, of bestaat ze uit een terminus post quem en/of een terminus ante quem. Voor kopijhandschriften van voorpublikaties is de inzendingsdatum aangehouden als die bekend is. In die gevallen vindt men onder de ‘bijzonderheden’ een verwijzing naar de Lijst van voorpublikaties, waar meer gegevens over de inzending te vinden zijn. Ook andere motiveringen van de datering zijn onder de ‘bijzonderheden’ vermeld. Datering van agenda's blijkt uit het jaartal dat in de materiële beschrijving wordt opgenomen. Datering van de carnets is gebaseerd op data en jaartallen die Van de Woestijne eigenhandig noteerde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1.5 VerblijfplaatsVan het kleine aantal bronnen dat in privébezit is, wordt in deze rubriek de naam van de eigenaar vermeld. Het merendeel van de bronnen is afkomstig uit de amvc-collectie (signatuur w 803/h) en wordt daar bewaard in genummerde papieren omslagen, die weer in dossier- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dozen of -mappen gestoken zijn. Voor de verblijfplaats van de amvc-manuscripten is volstaan met de opgave van het doos- of mapnummer, het omslagnummer en, na een ‘Duitse komma’, het inventarisnummer. P. van Bouchaute maakte in 1988 een inventaris van de handschriften van Karel van de Woestijne die toen in bezit waren van het amvc (gepubliceerd in 1991).Ga naar voetnoot28 Met de afkorting Inv. wordt achter het inventarisnummer tussen haakjes verwezen naar het nummer waaronder het betreffende manuscript in de genoemde publikatie is beschreven. (Waar een manuscript per abuis niet in de handschrifteninventaris beschreven is, volgt na Inv. de vermelding ‘ontbreekt’.) De opgave van de verblijfplaats kan er als volgt uitzien: 1-15/127442-a en -b (Inv. 194) Dit zijn de twee bladen die respectievelijk 127442-a en 127442-b als inventarisnummer hebben, en bewaard worden in doos 1, omslag 15. In de handschrifteninventaris van Van Bouchaute worden ze onder nummer 194 beschreven. Deze verwijzing ontbreekt noodgedwongen bij de manuscripten die pas in de zomer van 1994 door het amvc verworven werden en op het allerlaatst alsnog in de editie moesten worden verwerkt. Bij afsluiting van de kopij waren ze nog niet van een inventarisnummer voorzien. Bij de verblijfplaats luidt dan de vermelding: ‘Inventarisnummer ontbreekt’. Het bronnenonderzoek leerde dat bijeenhorende bronnen in de amvc-collectie niet altijd als een geheel zijn gearchiveerd. Dit is verklaarbaar uit het feit dat de delen niet ineens werden verworven, en men zich bij een nieuwe aanwinst niet altijd bewust was dat een bijbehorend deel al in de collectie was opgenomen. In de lijst zijn dergelijke bronnen wel als een geheel opgenomen. De opgave van de inventarisnummers is dan met opgave van de bladnummers uitgesplitst. Een voorbeeld is H-23, waarvan de zeven bladen die kopij waren voor het eerste vel van Het gelaat des dichters, over drie verschillende archiefplaatsen zijn verdeeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1.6 BijzonderhedenIn deze rubriek wordt een motivering van de datering gegeven, of een verwijzing naar de plaats waar die motivering te vinden is. Verder worden hier gegevens ondergebracht betreffende de rol die het manuscript gespeeld heeft in het ontstaansproces van een gedicht of de compositie, of bij het produktieproces van een publikatie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2 Lijst van voorpublikatiesOm een goed overzicht te verkrijgen van de wijze waarop Van de Woestijne in voorpublikaties experimenteerde met reeksen gedichten en reekstitels, zijn in een lijst de voorpublikaties beschreven van de gedichten die Van de Woestijne te eniger tijd bestemde voor opneming in een van de Wiekslag-bundels. De voorpublikaties zijn genummerd. In de editie wordt naar deze nummers verwezen door ze tussen twee schuine streepjes te plaatsen (zie § 1.9). Op éen uitzondering na (het Derde winterboek van de Wereldbibliotheek /28/) geschiedde voorpublikatie in tijdschriften. Telkens is de samenstelling van de gehele groep gegeven, ook wanneer daarin gedichten voorkomen die niet in Wiekslag om de kim werden opgenomen. Alleen epische poëzie is buiten beschouwing gelaten. Achter de gedichten die een plaats kregen in de bundels uit de trilogie of in het Appendix van deze editie, is het corresponderende nummer van de leestekst gegeven; achter de overige gedichten volgt het nummer van de bladzijde waar het betreffende gedicht in deel 1 van het Verzameld werk te vinden is. De eerste regel van de gedichten is overgenomen naar de lezing van de voorpublikatie, ook als die afwijkt van de leestekst. De typografie is geüniformeerd. Neutrale titels die voor de gehele bijdrage gelden, zoals ‘Gedichten’ of ‘Verzen’, zijn in klein-kapitaal gezet. Sprekende titels zijn cursief gezet. De wijze waarop de gedichten in de periodiek zijn genummerd (romeins, arabisch, of door middel van a, b, c et cetera) is overgenomen. Titels van gedichten gaan tussen enkele aanhalingstekens aan de geciteerde eerste versregel vooraf. Ook opdrachten en motto's worden zo weergegeven, met tussen teksthaken de typering (dus: ‘[motto:]’ et cetera). In een aantal gevallen zijn nadere gegevens bekend over de totstandkoming van de bijdrage: datum van ontvangst van kopij door de redactie of brieven van Van de Woestijne die een inzending begeleidden. Die gegevens zijn in een toelichting bij de betreffende voorpublikatie vermeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3 VariantenapparaatIn het Variantenapparaat zijn alle bekende gegevens met betrekking tot de totstandkoming van de afzonderlijke gedichten van Wiekslag om de kim gepresenteerd. De volgorde van de gedichten is dezelfde als die van de leestekst. Aan het begin van het apparaat van elk gedicht zijn het desbetreffende nummer en de eerste versregel of, in voorkomende gevallen, de titel vermeld. Vervolgens bestaat het variantenapparaat uit een aantal vaste onderdelen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De overlevering en de datering worden altijd beschreven. De andere rubrieken worden alleen gebruikt als dat nodig is: er zijn niet altijd zetfouten te verantwoorden, en noten kunnen soms achterwege blijven. De rubrieken worden hieronder toegelicht. In de ‘ontwikkelingsgang’ en ‘varianten en correcties’ worden kladstadia en varianten gepresenteerd met behulp van een (gecombineerde) synopsis. Dit presentatiesysteem wordt apart behandeld in § 4.4 en § 4.5. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3.1 OverleveringAlle primaire bronnen die tot de reconstructie van de ontstaansgeschiedenis van het gedicht behoren, worden bij de ‘overlevering’ in chronologische volgorde opgesomd. De opgegeven bronnen bevatten dus alle opeenvolgende geautoriseerde versies van (delen van) het gedicht, zowel in primaire documentaire bronnen als in publikaties. Bij documentaire bronnen en voorpublikaties wordt naar de desbetreffende lijsten verwezen, waar meer gegevens zijn opgenomen en relaties met bronnen van andere gedichten beschreven zijn; zie voor het verwijzingssysteem § 1.9. Bij zelfstandige publikaties volgt een korte titelaanduiding; de volledige titelbeschrijving staat in de Bibliografie van primaire literatuur, deel A. De bronnen zijn voorzien van een sigle, waarmee ze in de commentaar en in het variantenapparaat worden aangeduid. Na elke sigle wordt een korte typering van de bron gegeven. De gebruikte siglen worden in de volgende paragraaf toegelicht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3.1.1 SiglenDe siglen van de bronnen zijn gestandaardiseerd, het zijn zogenaamde ‘stomme’ siglen die de aard van de bron aanduiden, in tegenstelling tot ‘sprekende’ siglen, die afgeleid worden van de benaming van een bron. Er zijn vijf siglen: C, M, T, P en D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CDeze sigle wordt gebruikt voor de carnets. Onder die noemer vallen zowel notitieboekjes als agenda's. In de korte typering van de bron is ‘carnet’ gebruikt voor de notitieboekjes, de agenda's worden met ‘agenda’ aangeduid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Omdat Van de Woestijne soms aantekeningen of fragmenten schreef op de schutbladen voorin en achterin, begint de nummering van de blaadjes in de notitieboekjes bij het eerste blad na het omslag, ook als dit eerste blad een schutblad is. Voor- en achterzijde van een blad worden aangeduid met r of v (recto of verso) direct achter het bladnummer. Naar vindplaatsen in agenda's wordt verwezen door opgave van de datum waaronder het betreffende fragment geschreven werd. De bladen die voorkomen voor en na het eigenlijke agenda-gedeelte (ruimte voor personalia, notities, lijstjes van feestdagen, adressen en dergelijke) worden van begin tot eind doorgenummerd, met weglating van de agendabladen (dus alsof de gedrukte agenda er niet in voorkomt). Zo is in de agenda van 1918 (H-52) p. iv de achterzijde van het voorschutblad en p. 8v de achterzijde van het achter-schutblad. Een bronopgave kan er als volgt uitzien:
In het eerste geval gaat het dus om een notitieboekje, beschreven onder H-57 in de Bronnenlijst; de fragmenten die in de tekstgeschiedenis een rol spelen, staan op de pagina's 27v en 28r. In het tweede geval staan de fragmenten in een agenda die als H-47 in de lijst is beschreven, bij 24-25 maart en achterin in het ‘nawerk’ van de agenda. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
MDeze sigle wordt gebruikt voor handgeschreven bronnen (manuscripten). Hieronder worden verstaan: bronnen die door Van de Woestijne eigenhandig werden vervaardigd (dus met pen of potlood geschreven en getypte teksten) en bronnen die door derden werden vervaardigd en door de dichter zelf werden gecontroleerd c.q. gecorrigeerd. Hieronder vallen niet drukproeven, die een aparte categorie vormen (zie hierna), maar wel door Van de Woestijne gecorrigeerde typoscripten en bijvoorbeeld uitgescheurde tijdschriftpublikaties waarin hij met de hand wijzigingen aanbracht. Na de sigle volgt een korte typering van de bron, gevolgd door een verwijzing naar de Bronnenlijst waar de bron beschreven is. Bij meerbladige manuscripten wordt direct na het H-nummer, achter een komma, ook blad- of paginanummer vermeld, zonder de afkorting ‘p.’. Een bronopgave kan er als volgt uitzien:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het eerste manuscript is blad [10] van een meerbladig manuscript dat onder H-29 in de lijst beschreven is; het tweede is een meerbladig typoscript, waarin de tekst van het gedicht op de bladen [29] en [30] staat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TDeze sigle wordt gebruikt voor publikaties in periodieken. Na de sigle in de overlevering wordt een volledige beschrijving gegeven van de vindplaats van het gedicht. Gegevens over andere tegelijkertijd gepubliceerde gedichten vindt men aan de hand van de verwijzing naar de Lijst van voorpublikaties. Een bronopgave kan er als volgt uitzien:
Het gedicht verscheen dus in 1914 in de januari-aflevering van De gids (eerste deel van de jaargang) op de pagina's 187 en 188. Of tegelijk met dit gedicht andere werden gepubliceerd, en zo ja: onder welke groepstitel en in welke volgorde, kan onder nummer 12 in de Lijst van voorpublikaties nagegaan worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
PDeze sigle wordt gebruikt voor drukproeven waarvan vaststaat dat Van de Woestijne ze gecorrigeerd heeft. Na de korte typering, die tevens vermeldt voor welke publikatie de proef diende, wordt het paginanummer in de proef opgegeven. Alleen wanneer de proef fragmentarisch is overgeleverd en niet meer de oorspronkelijke volgorde heeft (zoals H-103), wordt de nummering tussen teksthaken uit de Bronnenlijst gegeven. Een bronopgave kan er als volgt uitzien:
Het betreft hier dus een drukproef van een tijdschriftpublikatie (die verderop in de overlevering genoemd wordt) over twee pagina's (1 en 2); de proef wordt beschreven onder H-89 in de Bronnenlijst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DDeze sigle wordt gebruikt voor zelfstandige publikaties van Van de Woestijne, dus de bundels waarin de gedichten zijn verschenen: Het menschelijk brood, De modderen man, God aan zee, Het berg-meer en de bloemlezing Gedichten. Na de sigle wordt de titel gegeven, gevolgd door het paginanummer (c.q. de paginanummers) waar het gedicht in de bundel is afgedrukt. Een bronopgave kan er als volgt uitzien:
Het gedicht staat op de pagina's 33-35 in de bundel De modderen man. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3.1.2 Meerdere gelijksoortige bronnen: superieur cijferDe siglen zoals hiervoor beschreven zijn basissiglen.Ga naar voetnoot29 Wanneer de teksteenheden in meerdere carnets, manuscripten et cetera voorkomen, worden de siglen per type bron voorzien van een superieur cijfer, dus C1, C2, M1, M2 et cetera. Zo ontstaat bijvoorbeeld bij een overlevering die bestaat uit respectievelijk een carnet, een manuscript, een tweede carnet, drie drukproeven, een tweede manuscript en een bundelpublikatie de opeenvolging: C1, M1, C2, P1-3, M2, D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3.2 DateringDe belangrijkste achterhaalbare momenten uit de ontstaansgeschiedenis (datum van ontstaan, bewerking en voltooiing) worden onder het kopje ‘datering’ vermeld. De aanduiding is onafhankelijk van eventuele dateringen van Van de Woestijne zelf. Als hij zelf bepaalde tekststadia dateerde, wordt die datering in de volgende rubriek, de ‘ontwikkelingsgang’, letterlijk geciteerd. De informatie die onder ‘datering’ gegeven wordt, kan dus beschouwd worden als een samenvatting van de desbetreffende gegevens in de ‘ontwikkelingsgang’. Ontbreekt elk aanknopingspunt in de manuscripten, dan wordt bij de datering de eerste verschijningsdatum (meestal van een tijdschrift) gegeven. Wanneer omtrent die publikatie meer gegevens (bijvoorbeeld correspondentie) bekend zijn, dan worden die onder ‘ontwikkelingsgang’ vermeld. De datering is dikwijls deels globaal. In carnets noteerde Van de Woestijne soms een datum boven een kladversie of boven een voltooide versie, maar dat zijn momenten uit de ontstaansgeschiedenis. Het is niet altijd mogelijk de datum van ontstaan én van voltooiing exact vast te stellen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3.3 OntwikkelingsgangEnkele karakteristieke eigenschappen van Van de Woestijnes werkwijze zijn mede bepalend geweest voor de gekozen presentatiewijze van de tekstgeschiedenis. Er is een scheiding gemaakt tussen de tekstversies van het gedicht in wording en de voltooide, definitieve tekst. Wanneer een gedicht voltooid was, bracht Van de Woestijne er zelden nog ingrijpende veranderingen in aan. De overgang wordt in het algemeen gemarkeerd door een voor publikatie bestemde versie, dus een kopijhandschrift. Naar aanleiding van deze twee te onderscheiden episoden in de ontstaansgeschiedenis van het gedicht, is de presentatie van de totale tekstgeschiedenis in twee gedeelten verdeeld: een ‘ont- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wikkelingsgang’ en ‘varianten en correcties’. In het laatste worden de voltooide of bijna voltooide versies opgenomen; zie hierna, § 4.3.4. Het eerste omvat de genese: de totstandkoming van het gedicht van de vroegste aantekening of aanzet tot en met de voltooiing, voor zover dat proces gedocumenteerd is. Er is ook een praktische reden voor deze tweedeling in de presentatie, samenhangend met de hoeveelheid en de complexiteit van het overgeleverde materiaal. Vaak zijn er vrij veel bronnen overgeleverd, waarvan sommige meerdere tekststadia van het gedicht bevatten. De voltooide versies kunnen gemakkelijker en overzichtelijker in een gecombineerde synopsis worden gepresenteerd. De kladstadia daarentegen zouden, wanneer ze in dezelfde gecombineerde synopsis verwerkt worden, de gecombineerde synopsis van éen regel soms tot onhanteerbare proporties doen uitgroeien, laat staan dat het overzicht over samenhangende varianten in meerdere regels van éen kladstadium bewaard kan blijven. Deze problemen worden ondervangen door de feitelijke genese afzonderlijk te behandelen. De tweedeling in de presentatie is niet absoluut. Bij een kort gedicht waarvan slechts éen kladstadium is overgeleverd, is het niet bezwaarlijk het klad in de gecombineerde synopsis met de overige bronnen op te nemen. Het kan ook gebeuren dat in een carnet drie kladversies van een gedicht voorkomen en dat de eerste twee zodanig bewerkt zijn dat ze afzonderlijke presentatie vergen, terwijl de laatste zo volledig en ‘schoon’ is dat die bij de overige bronnen onder ‘varianten en correcties’ ondergebracht kan worden. De vroege staten van het gedicht worden meestal in een enkelvoudige synopsis weergegeven. Alleen wanneer twee opeenvolgende versies van een fragment vrijwel dezelfde omvang hebben, worden ze in de ‘ontwikkelingsgang’ in een gecombineerde synopsis samengebracht. De hernemingstechniek van Van de Woestijne resulteert in steeds verder voltooide versies van dezelfde tekst (of van delen daarvan). Om het resultaat van elke volgende stap goed te kunnen vergelijken met de voorgaande, bleek het inzichtelijker de afzonderlijke fragmenten parallel, na elkaar, te presenteren.Ga naar voetnoot30 De gecombineerde synopsis biedt vooral voordelen voor het vergelijken van verschillende versies per regel, maar belemmert enigszins het zicht op het fragment (stadium, gedicht) als geheel. De synopses van de vroege staten van het gedicht worden niet zonder meer onder elkaar geplaatst. Van de Woestijnes werkwijze in de carnets en de relaties tussen kladfragmenten behoeven enige toelichting om de genese inzichtelijk te kunnen maken. De in de ontstaansgeschie- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
denis van het gedicht gepresenteerde teksten worden daarom voorzien van een descriptieve commentaar, die de verbinding vormt tussen de overgeleverde brokstukken. Tevens kunnen in de commentaar editeursoverwegingen gegeven worden, beslissingen worden toegelicht, of verbanden worden gelegd met andere verzen of bronnen. Zeker bij de wat langere gedichten kan de samenhang van uiteenliggende fragmenten zo beter inzichtelijk gemaakt worden. Bij de synopses wordt aangegeven waar het fragment elders in de tekstgeschiedenis nog voorkomt. De lezer kan op die manier nagaan waar en op welke wijze Van de Woestijne bepaalde gedeelten eerder of opnieuw bewerkte. Er zijn daarnaast ook fragmenten in de manuscripten die in samenhang met de tekst van het gedicht geschreven zijn, maar waarvan onduidelijk is of ze werkelijk tot de genese behoorden. Tekstuele verwantschap kan soms uitkomst bieden, maar lang niet altijd. Zulke fragmenten zijn paralipomena genoemd. De commentaar verduidelijkt de wijze waarop ze bij de ontstaansgeschiedenis zijn betrokken. Meerdere paralipomena bij een gedicht worden opeenvolgend genummerd. Om uiteenlopende aspecten van de ontwikkelingsgang te onderscheiden is een verdeling in romeins genummerde paragrafen aangebracht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3.4 Varianten en correctiesZoals hiervoor al opgemerkt werd, was het niet Van de Woestijnes gewoonte in voltooide gedichten nog veel wijzigingen aan te brengen, en al helemaal niet nadat ze eenmaal gepubliceerd waren. Vergt de genese dus soms uitgebreide toelichting, de (goeddeels) voltooide versies kunnen in het algemeen zonder veel problemen in een gecombineerde synopsis worden samengebracht. Die staat onder ‘varianten en correcties’. Bovenaan de gecombineerde synopsis is vermeld welke bronnen er niet in zijn opgenomen, omdat ze in de ‘ontwikkelingsgang’ aan bod zijn geweest. De synopsis bevat uitsluitend de regels waar zich in een of meer van de bronnen varianten voordoen. De nummering van de regels in de gecombineerde synopsis correspondeert met de regelnummering in de leestekst. Fouten of inconsequenties in Van de Woestijnes taalgebruik of spelling zijn onveranderd overgenomen. Alleen wanneer in de door Van de Woestijne eigenhandig vervaardigde bronnen niet-zinnige lezingen voorkomen, wordt in de marge een leessuggestie of correctie gegeven. Mechanische fouten in typoscripten die verbeterd werden, zijn niet in het variantenapparaat opgenomen; wanneer Van de Woestijne zulke fouten niet opmerkte, zijn ze als bijzonderheden van de manuscripten in een noot vermeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zetfouten in gepubliceerde bronnen en niet opgemerkte zetfouten in drukproeven worden níet in het variantenapparaat vermeld, maar afzonderlijk in de volgende rubriek ‘zetfouten’. De talrijke zetfouten in drukproeven die door Van de Woestijne werden gecorrigeerd, zijn in het geheel niet opgenomen. Een aparte categorie zijn de zetfouten in drukproeven die een nieuwe, zinnige lezing opleverden. Het komt regelmatig voor dat de eerste proef afwijkt van de kopij zonder dat een onzinnige lezing ontstond. Op veel van dergelijke plaatsen greep Van de Woestijne niet in, of pas in een latere revisie. In die gevallen is de door Van de Woestijne al dan niet bewust aanvaarde lezing als variant opgenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3.5 ZetfoutenIn deze rubriek worden zetfouten in de gepubliceerde bronnen (tijdschriften en bundels) vermeld, en zetfouten die Van de Woestijne in alle overgeleverde proeven over het hoofd zag (deze fouten komen dan ook in de gepubliceerde bron voor). De zetfouten worden als volgt gepresenteerd: de lezing in de bron gaat vooraf aan de correcte lezing, met als scheiding het teken |. Dus:
betekent: in r. 92 van bron D staat de zetfout ‘onuitspreklijk-droef’ in plaats van ‘onuitspreeklijk-droef’. Soms wordt in deze rubriek descriptieve commentaar gegeven. Wanneer daarin een correctie in de drukproeven wordt geciteerd, is die als volgt weergegeven: leifde → liefde Dit betekent: Van de Woestijne corrigeerde in de proef ‘leifde’ tot ‘liefde’. De commentaar kan bijvoorbeeld luiden: ‘Van de Woestijne corrigeerde in P1 leifde → liefde maar deze correctie werd bij de revisie niet uitgevoerd.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3.6 NotenIn genummerde noten worden aan het slot van het variantenapparaat bijzondere kwesties besproken. Die zijn voor een deel divers van aard maar er zijn ook enkele regelmatig terugkerende categorieën. De volgorde van de noten is bepaald door de opbouw van het variantenapparaat: wat het eerst toelichting behoeft, zal in de eerste noot komen, bijvoorbeeld iets over de historische of biografische achtergrond bij de totstandkoming van een gedicht. Informatie die niet direkt door de tekstgeschiedenis wordt ingegeven (bijvoorbeeld secundaire literatuur en vertalingen) komt aan het slot van de noten. Een belangrijke categorie zijn bijzonderheden van de manuscripten die geen plaats krijgen in het variantenapparaat. Er kunnen zich in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
manuscripten kwesties voordoen die in het synoptisch systeem niet verantwoord kunnen worden, en die van invloed geweest zijn op de tekstgeschiedenis of de gepresenteerde lezing in het variantenapparaat: beschadigingen van het papier, inktvlekken die lezingen onzeker maken, maar ook bijzondere tekens, lijnen en dergelijke die Van de Woestijne plaatste. Ze worden bij de noten vermeld. Dat geldt ook voor niet-gecorrigeerde fouten in typoscripten; de notatiewijze is dezelfde als die bij ‘zetfouten’. Bij enkele gedichten maakte Van de Woestijne gebruik van citaten, hetzij in een motto, hetzij in de verstekst. Ook losse zinnetjes die hij noteerde tijdens het schrijven van zijn gedichten laten zich soms als citaten herkennen. De herkomst van dergelijke citaten wordt zo mogelijk in een noot gegeven. Wanneer in de secundaire literatuur over het betreffende gedicht geschreven is, wordt die literatuur opgegeven. De literatuur over Van de Woestijne is omvangrijk, maar studie naar afzonderlijke gedichten is betrekkelijk weinig verricht. Alleen die literatuur is vernoemd waarin het gedicht nadrukkelijk onderwerp van bespreking is geweest. Uitgezonderd zijn de grote studies over leven en werk van Van de Woestijne. Het spreekt vanzelf dat in enkele (hierna te noemen) werken veelvuldig aan gedichten uit Wiekslag om de kim gerefereerd wordt en dat ze tijdens het onderzoek vaak zijn geraadpleegd. In de editie wordt niet steeds naar deze studies verwezen, tenzij daartoe een bijzondere aanleiding is. Het gaat om de volgende literatuur:Ga naar voetnoot31
In de noten wordt tot slot gewezen op achterhaalde vertalingen van het gedicht. De Bibliografie van vertalingen is alfabetisch geordend naar taal. In de noot wordt vermeld in welke taal en hoeveel maal het gedicht in vertaling is verschenen; via het nummer van het gedicht is de publikatie in de Bibiografie van vertalingen terug te vinden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3.7 AccentenVan de Woestijne maakte voor zijn versdynamiek veelvuldig gebruik van accenten. Zowel door zijn eigen willekeur als door uiteenlopende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gewoonten bij tijdschriftredacties en uitgevers, staan de accenten bijna letterlijk alle kanten op. Er is geen systematiek te ontdekken in de accentuering van lange of korte, dubbele of enkele klinkers. Daarom is ervan afgezien alle accenten in de editie te verantwoorden. Een volledige opgave is gedeponeerd bij het Constantijn Huygens Instituut te Den Haag en kan daar worden ingezien. In de synopses is - althans wanneer het om dynamische accenten gaat - consequent het accent aigu gebruikt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.4 Presentatie: synopsisVoor de presentatie van versfragmenten die tot de ontstaansgeschiedenis van het gedicht gerekend worden, wordt een synoptisch systeem gebruikt. In de Nederlandse editiepraktijk en in het bijzonder in de edities die verschenen zijn in de reeks Monumenta Literaria Neerlandica, is het synopstisch systeem veruit favoriet voor het weergeven van varianten. De wijze waarop Van de Woestijne zijn gedichten schreef is zodanig dat met de synopsis, die de tekst en eventuele wijzigingen per regel aanbiedt, de tekstontwikkeling van gedichten inzichtelijk gemaakt kan worden. Hieronder worden de principes van het synoptisch systeem zoals dat in deze editie gebruikt is, uiteengezet. De wijze waarop teksten per regel worden weergegeven, is voor enkelvoudige en gecombineerde synopsis gelijk. Het gecombineerde systeem vergt echter enkele aanpassingen, die afzonderlijk besproken worden.Ga naar voetnoot32 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.4.1 StadiaBij het ontwerpen en schrijven van gedichten had Van de Woestijne de gewoonte zijn tekst meerdere malen te hernemen en die daarbij telkens verder aan te vullen en uit te breiden.Ga naar voetnoot33 Delen van het gedicht keren op papier dus meerdere malen terug. Om deze werkwijze in de presentatie tot uitdrukking te laten komen is de tekstgeschiedenis verdeeld in stadia, die worden aangeduid met een in romein gedrukte sigle: A, B, C et cetera. Onder ‘stadium’ wordt verstaan: een deel van de ontstaansgeschiedenis waarvan de tekst op chronologische en/of inhoudelijke en/of grafische gronden afgebakend is ten opzichte van andere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tekstdelen. Door middel van een descriptieve commentaar worden de relaties tussen stadia en de relaties tussen bronnen toegelicht. Hoewel het begrip ‘stadium’ in de praktijk weinig verwarring oplevert, is het goed bij de implicaties van de gegeven omschrijving stil te staan. De term ‘stadium’ heeft betrekking op een bepaalde hoeveelheid tekst en tegelijk op een tijdsspanne waarin die tekst tot stand kwam. Vandaar dat zowel over ‘het doorhalen van stadium A’ gesproken kan worden als van ‘een wijziging tijdens stadium A’. Wat een stadium begrenst, is in de eerste plaats ingegeven door de overlevering. Wanneer Van de Woestijne tweemaal aan een gedicht gewerkt heeft en beide keren een (verschillende) datum boven de tekst schreef, onderken ik (ten minste) twee stadia. Vergelijkbaar is het voorkomen van fragmenten van éen gedicht in twee of meer carnets: er zijn dan vanzelf twee stadia te onderscheiden. Maar de gebruikte schrijfstof kan in het laatste voorbeeld aanleiding zijn om meer stadia te onderscheiden: als in een van beide carnets bijvoorbeeld een eerste aanzet in inkt is geschreven en een uitgewerkte herneming daarvan met anilinepotlood, dan is er al sprake van (in totaal) drie stadia. Maar het is ook mogelijk dat stadia onderscheiden kunnen worden die de dichter tijdens dezelfde sessie heeft vervaardigd: bijvoorbeeld een onvoltooide versie of een schets (stadium A) en daaronder in dezelfde inkt en met dezelfde ductus een meer uitgewerkte versie (stadium B). Het onderscheiden van de twee stadia wordt dan ingegeven door het verschil in status dat beide fragmenten binnen het schrijfproces hebben. Soms is het wenselijk binnen een stadium nog een verfijning aan te brengen, als bijvoorbeeld zeker is dat enkele strofen in directe samenhang met elkaar tot stand zijn gebracht, maar onduidelijk is in welke volgorde, of als ze verspreid over twee of misschien zelfs meer bladzijden in een carnet zijn geschreven. In die gevallen worden aan de stadiumsigle romeinse cijfers in superscript toegevoegd: AI, AII et cetera. In de descriptieve commentaar die de tekst van de onderdelen van de tekstgeschiedenis begeleidt, is verantwoord op welke gronden de verdeling is aangebracht. Bij elk gepresenteerd deel van de tekstgeschiedenis wordt vermeld welk stadium het betreft en in welke bron (die genoemd is bij ‘overlevering’) dat stadium voorkomt. Bijvoorbeeld: bij C2:DIV wordt stadium DIV gegeven, dat geschreven werd in bron C2, een carnet. Wat de reden is om stadium DIV van andere te onderscheiden en hoe stadium DIV zich tot andere stadia verhoudt, is daarvóor in de descriptieve commentaar toegelicht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.4.2 RegelnummeringDe synopsis is gebaseerd op presentatie van tekst en varianten per versregel. In de synopsis worden de versregels genummerd. Deze nummering komt overeen - voor zover dat is vast te stellen - met de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
volgorde van de tekst in het weergegeven stadium. Wanneer Van de Woestijne bijvoorbeeld in stadium A drie vierregelige strofen schreef, worden de versregels gewoon van 1 tot 12 genummerd. Hernam hij in stadium B het gedicht met tussenvoeging van een nieuwe derde strofe, dan worden de regels die aanvankelijk r. 9-12 waren, in stadium B r. 13-16. (Wel wordt naar hun oorspronkelijke positie in het vorige stadium verwezen; zie § 4.4.12.7.) Op het moment dat Van de Woestijne een passage schreef, is het niet altijd duidelijk op welke plaats hij die op dat moment in het gedicht wilde plaatsen - als hij dat zelf al besloten mocht hebben. Daar is de regelnummering van de synopsis tussen haakjes geplaatst. Deze regelnummering tussen haakjes begint steeds bij 1: er kan immers niet bepaald worden waar de regels thuishoren. Ook hier geldt dat in de marge verwezen wordt naar andere plaatsen waar de betreffende regels voorkomen. De regelnummering in de synopses die in de ‘ontwikkelingsgang’ voorkomen, staat in beginsel los van de regelnummering in de leestekst. Via verwijzingen in de marge is aangegeven waar een (uiteraard: gehandhaafde) passage die in de synopsis gegeven wordt, in de leestekst voorkomt. Titels en strofenummers in manuscripten krijgen geen regelnummer; in plaats van een nummering staat dan links in de marge ‘titel’ of ‘strofenummer’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.4.3.1 Fasering in manuscriptenNiet alle varianten, woorden of regels zijn direct op papier gekomen: in woorden werden naderhand veranderingen aangebracht, plaatsen die nog open gelaten waren, werden later ingevuld, regels kunnen zijn toegevoegd of geschrapt. Wanneer zulke fasen in het schrijfproces onderscheiden kunnen worden, is dat aangegeven met de letters a, b, c et cetera vóor de tekstregel. Het is niet altijd duidelijk of Van de Woestijne een verandering direct of in een latere fase aanbracht, en in dat laatste geval: in wélke fase. Soms biedt een afwijkende schrijfstof afdoende zekerheid, maar vaak staan wijzigingen of toevoegingen in precies dezelfde schrijfstof en ductus bij de regel. Van de Woestijnes manuscripten laten niet altijd een eenduidige fasering toe, en het is van belang de betekenis van de fasering dus enigszins te relativeren. Als stelregel is aangehouden dat een variant die zeker is aangebracht vóor Van de Woestijne naar de volgende versregel overging, dezelfde fase-aanduiding krijgt als de rest van de regel. Verder worden varianten waarvan het mogelijk is dat ze tijdens een latere werkgang werden genoteerd, als een latere fase beschouwd. Hier treedt onvermijdelijk een subjectief moment op. Wanneer een regel tijdens de eerste fase is geschreven en er in die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
regel geen varianten zijn, is de fasering (die in zo'n geval a zou moeten luiden) achterwege gebleven. Alleen als er varianten in de regel zijn of de regel pas in een volgende fase werd geschreven, is een fasering aangegeven. Anders geformuleerd: wanneer een regel geen fase-aanduiding heeft, betreft het per definitie fase a. Bijvoorbeeld:
Regel 19 heeft geen wijzigingen ondergaan en krijgt, omdat die in fase a geschreven werd, geen fase-aanduiding. In regel 20 begon Van de Woestijne met het woord ‘op’ maar hij wijzigde dat direct in ‘naar’ en vervolgde de regel. Uit het laatste blijkt dat directe verbeteringen of ‘verschrijvingen’ niet in de doorlopende tekstregel aangegeven worden maar op een aparte regel in de synopsis. Waar varianten in verschillende regels tegelijkertijd in eenzelfde, latere fase zijn aangebracht, krijgen ze dezelfde fase-aanduiding. Deze samenhangende fasering ‘over de regel heen’ gaat het bereik van de strofe niet te buiten. Met andere woorden, fase c in de eerste strofe kan zich in het werkelijke schrijfproces op een andere moment hebben voltrokken dan fase c in een volgende strofe. Wanneer varianten in verschillende strofen tot dezelfde latere werkgang behoren - bijvoorbeeld een aantal herzieningen in een andere schrijfstof - dan is dat in de descriptieve commentaar vermeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.4.3.2 Onzekere faseringDoorgaans is in elk geval de volgorde van de varianten wel duidelijk. Maar waar Van de Woestijne veelvuldig wijzigde op éen plaats kan de volgorde van de ingrepen toch onzeker zijn. In die gevallen is in de rechtermarge met de vermelding [fasering?] deze onzekerheid verantwoord. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.4.3.3 Fasering in mechanisch vervaardigde bronnenIn drukproeven, typoscripten en bijvoorbeeld uitgescheurde tijdschriftpublikaties kunnen handgeschreven toevoegingen voorkomen. Wanneer het evident correcties betreft, worden ze niet als variant in de synopsis opgenomen. Maar het kan ook om een variant gaan: de oorspronkelijke lezing is zinnig maar Van de Woestijne achtte het nodig een verandering aan te brengen. In die gevallen is de eerste (gedrukte of getypte) tekstlaag met a gefaseerd, de tweede met b. Er zijn een paar plaatsen waar varianten op de schrijfmachine, dus direct tijdens het typen, totstandkwamen. De opeenvolgende lezingen zijn dan telkens met a gefaseerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.4.4 MeelezenWanneer Van de Woestijne in de versregel een variant aanbracht, schreef hij meestal niet de gehele regel opnieuw, maar wijzigde hij slechts éen of meer woorden. In de synopsis wordt, zolang de duidelijkheid het toelaat, de gehandhaafde tekst die in een nieuwe lezing met de variant moet worden meegelezen, op de volgende regel niet opnieuw afgedrukt maar vervangen door twee teksthaken loodrecht onder het begin en einde van de mee te lezen tekst. Dit is mogelijk wanneer het gaat om varianten die de plaats van de gehandhaafde tekst ten opzichte van de voorgaande lezing niet beïnvloeden (interpunctie- en woordvarianten). Bij woorden van éen letter, zoals exclamaties, of leestekens, zijn de teksthaken tegen elkaar onder de mee te lezen letter c.q. het mee te lezen leesteken geplaatst. Soms verandert echter de plaats van woorden of zinsdelen, doordat Van de Woestijne ze verschoof óf doordat de notatiewijze van het synoptisch systeem meer ruimte vergt. Het kan dan gebeuren dat de uit een eerdere lezing mee te lezen tekst niet meer recht boven de juiste plaats in de nieuwe lezing staat. In die gevallen is de gehandhaafde tekst (dus: de niet opnieuw geschreven tekst) herhaald. De tekst staat dan tussen teksthaken om aan te geven dat Van de Woestijne dat gedeelte niet opnieuw heeft geschreven. (Wanneer dezelfde tekst in een nieuwe lezing opnieuw is afgedrukt zonder de teksthaken, betekent dat dus dat de tekst wél opnieuw werd geschreven.) De varianten kunnen als volgt genoteerd zijn:
Eerst schreef Van de Woestijne: ‘Nog sta 'k van trossen vol, van gele bloesem-trossen’. In de volgende fase wijzigde hij het slot: ‘gele bloesem-trossen’ werd ‘bleek-geschelpte trossen’, maar ‘trossen’ schreef hij niet opnieuw, hij gebruikte het woord dat hij al geschreven had. In de derde fase (c) herstelde hij de lezing uit fase a, ‘gele bloesem-trossen’, door die woorden opnieuw te schrijven. Uit dit voorbeeld blijkt tevens dat bij de presentatie van varianten voor een belangrijk deel van de grafische toedracht is geabstraheerd. Er wordt weliswaar aangegeven welke lettertekens of woorden uit een eerdere lezing ‘hergebruikt’ worden, maar of in het voorbeeld de lezing in fase c is ontstaan door haar over die van fase b heen te schrijven, danwel door de tekst uit fase b door te strepen en de nieuwe woorden erboven, eronder of erachter opnieuw te schrijven, is niet verantwoord. Meestal haalde van de Woestijne als hij in een latere fase wijzigde, de oude lezing door, maar een wet is dit niet. Ook een omzetting binnen dezelfde regel van al geschreven tekst | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wordt niet als zodanig gemarkeerd. Uit het feit dat alle tekst in een nieuwe lezing tussen teksthaken staat, blijkt, als de volgorde veranderd is, dat het een omzetting betreft. Bijvoorbeeld:
De lezing van fase a werd in fase b gewijzigd: van ‘alsof’ maakte Van de Woestijne de voor hem kenmerkende geapostrofeerde vorm ‘'of’ en voor ‘lent’ verkoos hij in fase b ‘voorjaar’; het lidwoord ‘de’ (voor ‘zwarte’) werd geschrapt. In fase c volgde een omzetting, gecombineerd met een toevoeging: ‘weêr’ werd naar voren geplaatst (na ‘of’) en voor ‘zwarte’ werd het lidwoord ‘de’ weer in ere hersteld. Het verantwoorden van de grafische details van de totstandkoming van varianten zou het variantenapparaat beduidend ingewikkelder maken, maar Van de Woestijnes werkwijze zou met een dergelijke verfijning niet inzichtelijker worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.4.5 Typografische verdelingHet voorgaande voorbeeld laat een ander aspect van het synoptisch systeem zien: de spatiëring is onregelmatig en variabel. Dit is noodzakelijk om voor de wijzigingen en voor de daartoe door het systeem vereiste tekens ruimte te maken. Als stelregel is aangehouden dat daar waar in de bron een spatie staat, in de synopsis eveneens spatiëring voorkomt, maar het in de synopsis gebruikte wit kan variëren, naar gelang de duidelijkheid van de presentatie dat vereist. Er kan geen misverstand bestaan over door Van de Woestijne opzettelijk opengelaten plaatsen: zie hiervoor § 4.4.8, ‘Open plaats in de regel’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.4.6 DeletietekenHoewel grotendeels van de grafische toedracht is geabstraheerd, is wel een apart teken gebruikt voor het vervallen of schrappen van een interpunctieteken, omdat dit licht over het hoofd gezien kan worden. Het teken is ◦ en wordt in een volgende fase onder het vervallen teken geplaatst. Bijvoorbeeld:
Bij de nieuwe lezing die in de b-fase ontstaat, is de komma na ‘liefde’ geschrapt. Het deletieteken dient ter verduidelijking. Dit betekent dat het niet gebruikt wordt waar leestekens voorkomen binnen langere zinsdelen die geschrapt of vervangen worden. Bovendien geldt altijd dat alleen wat in een vorige lezing binnen de meeleeshaken staat, gehandhaafd is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.4.7 Open variantenHet komt bij Van de Woestijne enkele malen voor dat hij twee lezingen noteerde zonder aan te geven welke hij wilde handhaven - als hij dat al besloten zou hebben. Om deze ‘open varianten’ weer te geven, wordt gebruik gemaakt van accolades. Onder de tekst uit een vorige lezing worden dan steeds teksthaken gezet, daaronder komt de alternatieve tekst. Het overige deel van de regel wordt niet herhaald. Bijvoorbeeld:
Van de Woestijne schreef in fase a ‘de degen brak in uwen pallem;’ en in fase d voegde hij ‘het lemmer’ als alternatief voor ‘de degen’ toe; het vervolg van de versregel bleef onveranderd. Wanneer na de fase waarin een open variant werd aangebracht nogmaals een wijziging werd aangebracht, worden de alternatieve lezingen beide tussen teksthaken herhaald:
Hier begon Van de Woestijne zonder op enige wijze aan te geven dat de lezing uit fase a verviel, in fase d aan een alternatief voor de versregel. Eerst de letter ‘h’, maar direct daarna hernam hij zich met ‘die 't hes’. Ook dat hernam hij meteen: ‘die 't’ bleef staan (evenals, nog steeds, de lezing uit fase a) en hij maakte de regel verder af met ‘lucht uit moer en modder hescht’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.4.8 Open plaats in de regelWanneer Van de Woestijne in het manuscript in een regel plaats openliet om daar later woorden in te vullen, is dit aangegeven met het teken ø tussen teksthaken: [ ø ]. De totale breedte van deze tekencombinatie is niet meer dan een globale indicatie van de opengelaten ruimte; er is ook rekening gehouden met het vervolg van de synopsis en de daarin benodigde tekstbreedte van de regel. Deze open plaats kan opgevat worden als tekst, zij het als ‘lege’ tekst. Daarom is ook rekening gehouden met het meelezen van open plaatsen, of van een deel ervan als een ander gedeelte is ingevuld. Bijvoorbeeld: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In fase a schreef Van de Woestijne: ‘Lijden dat [open plaats] noopt / tot [open plaats] dansen’. In fase c verving hij de eerste twee woorden door een nieuwe open plaats, oftewel hij schrapte ‘Lijden dat’, en hield in die regel de open plaats en het rijmwoord ‘noopt’ over; het woord ‘tot’ in de volgende regel haalde hij eveneens weg: er komt een extra open plaats voor terug, en hij handhaafde ‘dansen’. De al bestaande open plaatsen in de a-fase van beide regels moet in de c-fase dus meegelezen worden. Hiervóor in § 4.4.3.1 is vermeld dat verschrijvingen of directe wijzigingen (‘Sofortkorrekturen’) op een nieuwe regel in de synopsis worden weergegeven, met een zelfde fase-aanduiding. Bij zulke directe ingrepen, die uit de aard der zaak plaatshadden vóor de tekst werd voortgezet, is geen open plaats in de synopsis opgenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.4.9 Open plaats: strepen en puntjesVan de Woestijne liet in manuscripten ‘lege’ tekst in de versregel meestal blanco, maar soms plaatste hij puntjes, een aantal kleine streepjes of een langere streep. Deze aanduidingen voor nog te vullen ruimte worden in de synopsis apart weergegeven, door middel van een zo kort mogelijke beschrijving. Alle editeurstoevoegingen in de verstekst van de synopsis zijn cursief gezet, tussen cursieve teksthaken (zie hierna). De strepen en puntjes die Van de Woestijne plaatste, zijn dan weergegeven met [streepjes] of [streep] of [puntjes]. Bijvoorbeeld:
De regel bestond in fase a dus uit een kleine open plaats, een streep, een tweede open plaats en het woord ‘glas’. In fase b vulde Van de Woestijne bij de streep en de tweede open plaats ‘het onverbreekbaar’ in, om daarna meteen het nog opengebleven begin van de regel én het zojuist geschreven lidwoord ‘het’ te vervangen door ‘Herdenken,’. Evenals bij de eerder besproken open plaats (dus [ ø ]) het geval was, kunnen de hier bedoelde strepen en puntjes in een volgende regel van de synopsis worden meegelezen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.4.10 Onzekere open plaats in de regelHet komt voor dat Van de Woestijne tekst schrapte zonder dat duidelijk is of daar later alsnog iets voor in de plaats moest komen. Met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
andere woorden: het is onzeker of de tekst geheel en ook definitief vervalt danwel of er sprake is van een open plaats als hierboven: ‘lege’ tekst. Zulke onzekere plaatsen zijn weergegeven met de tekencombinatie: < ø >. Bijvoorbeeld:
Deze passage werd in een manuscript van ‘Het menschelijk brood’ na strofewit onder een kladstrofe geschreven. De woorden zijn mogelijk het begin van een nieuwe strofe geweest, maar dat is niet zeker; het woord ‘en’ is geïsoleerd blijven staan, wat geen overtuigende aanwijzing is dat Van de Woestijne het gedicht op die plaats wilde voortzetten. De onzekerheid over Van de Woestijnes intentie komt dan tot uitdrukking in de synopsis. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.4.11 Exclusieve combinatiesWanneer zich in een versregel varianten voordoen, kunnen de verschillende lezingen van die regel in principe ‘samengelezen’ worden met alle voorgaande en/of volgende versregel(s). Het komt echter ook voor dat door een variant de nieuwe lezing niet meer zinnig meegelezen kan worden met de voorgaande en/of volgende versregel(s), of dat het rijm de combinatie van twee regels uitsluit. Bijvoorbeeld:
In de eerste versie (fase a) was de strofe gericht tot een persoon die met ‘u’ of ‘ge’ werd aangesproken. In tweede instantie (fase b) wijzigde Van de Woestijne die aanspreekvorm in de eerste persoon meervoud: ‘we’ en ‘ons’. Daardoor kunnen niet meer alle lezingen van de verschillende versregels met elkaar gecombineerd worden. Door middel van toevoeging van de letters α, β (eventueel γ, δ et cetera) voor de fase-aanduiding wordt dan aangegeven welke lezingen met elkaar gecombineerd moeten worden. De bovenstaande strofe wordt derhalve als volgt weergegeven: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De α-lezingen horen bij elkaar om een zinnig geheel te vormen; hetzelfde geldt voor de β-lezingen. De letters α, β et cetera worden voor elke lezing die deel uitmaakt van de exclusieve combinatie, herhaald. Het is mogelijk dat varianten met beide combinaties kunnen worden meegelezen; dan kunnen die varianten van meerdere combinatie-aanduidingen voorzien zijn, bijvoorbeeld αβ. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.4.12 Editeurstekst: cursiefSommige grafische bijzonderheden zijn niet door eenduidige tekens weer te geven. Er komen in de synopsis dan ook toevoeging van de editeur voor, die herkenbaar zijn doordat ze cursief gezet zijn tussen eveneens cursieve teksthaken. Een voorbeeld hiervan was al de weergave van [streep]. In principe is de editeurstekst vrij, in de zin dat allerhande grafische bijzonderheden erin vermeld kunnen worden. In de praktijk komen echter hoofdzakelijk de volgende gevallen voor. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.4.12.1 Onleesbare lettersVan de Woestijnes handschrift is in het algemeen goed leesbaar, maar in snel geschreven kladnotities of bij doorhalingen en verschrijvingen zijn letters soms niet leesbaar. Dit wordt in de synopsis weergegeven met cursieve letters x tussen cursieve teksthaken; het aantal x-en benadert zo goed mogelijk het aantal onleesbare letters. Bijvoorbeeld:
Hier is sprake van een directe herneming. Na ‘de’ in de eerste lezing heeft Van de Woestijne twee letters van een volgend woord geschreven, maar direct besloten de voortzetting te wijzigen, met als resultaat ‘norsche wolk’. Wat er aanvankelijk stond, is door de herneming onleesbaar geworden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.4.12.2 Onzekere lezingenWanneer onzeker is wat er in het manuscript staat, is de vermoedelijke lezing voorzien van een cursief gezet vraagteken tussen cursieve teksthaken: [?]. Bijvoorbeeld: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de Woestijne schreef eerst ‘Maar mijn’ en een woord van vier letters waarvan alleen de eerste twee als ‘ge’ leesbaar zijn. Direct hernam hij de regel, maar de lezing van het woord ‘bar’ is onzeker. Bestaat onzekerheid over de lezing van meerdere woorden achter elkaar, dan krijgt elk van die woorden het vraagteken. Voor alternatieve lezingen wordt gebruik gemaakt van een editeurs-commentaar in de rechtermarge; zie § 4.4.12.8, ‘Correcties en leessuggesties’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.4.12.3 StrofewitStrofewit in de enkelvoudige synopsis wordt op een afzonderlijke, niet genummerde regel weergegeven met [strofewit]. Wanneer in de ontwikkelingsgang een gecombineerde synopsis wordt gegeven, is strofewit eveneens zo aangegeven, maar is de regel tevens genummerd met de twee regelnummers van de voorafgaande en de volgende versregel. Bijvoorbeeld: 10/11 C2:C, C2:D [strofewit] In de stadia C2:C en C2:D komt strofewit voor tussen de versregels 10 en 11. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.4.12.4 Grotere witruimteDe synopsis is gebaseerd op de min of meer regelmatige regelindeling van een tekst. Op basis van het handschrift zijn strofewit of een of twee opengebleven regels in een strofe meestal gemakkelijk te onderkennen. Zolang redelijkerwijs kan worden bepaald hoe Van de Woestijne het wit bedoeld heeft, wordt dat met de inmiddels beschreven middelen aangegeven. Anders is het wanneer Van de Woestijne een grotere ruimte openliet voor een onbepaald aantal regels. In die gevallen wordt met een korte aanduiding op een afzonderlijke, niet genummerde regel aangegeven hoe de grafische situatie is. Bijvoorbeeld door [open ruimte] of door [kleine open ruimte]. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.4.12.5 Doorhaling van tekstfragmentenBij het hernemen van een passage haalde Van de Woestijne soms een of meer eerdere versies door. Bij die eerdere versie(s) is aan het slot van de synopsis vermeld dat de tekst is doorgehaald en in welk stadium dat gebeurde. Is het hele stadium dat in de synopsis weergegeven is, doorgehaald, dan is dat aangegeven met (bijvoorbeeld): [Geheel doorgehaald in stadium F]. Ook een deel van de tekst in de synopsis kan zijn doorgehaald: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[r. 9-12 doorgehaald, vermoedelijk in stadium BIII]. Veelal wordt in de descriptieve commentaar ook op dergelijke bijzonderheden gewezen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.4.12.6 Verband tussen fasen en stadiaDe tekst van een stadium heeft een eigen fasering (zie hierboven), maar soms kan vastgesteld worden dat een van de fasen samenvalt met een later stadium. De dichter heeft dan bijvoorbeeld in een bestaand fragment varianten aangebracht en vervolgens het gehele fragment opnieuw geschreven; of aan de schrijfstof is te zien dat varianten genoteerd moeten zijn toen hij aan een later stadium werkte. Zulke verbindingen tussen stadia en fasen worden aan het slot van de synopsis vermeld. Bijvoorbeeld: [Fase c in r. 18 valt samen met stadium F]. Het komt ook voor dat niet te zeggen is met wélk later stadium een (duidelijk latere) schrijflaag samenvalt. De vermelding kan dan bijvoorbeeld luiden: [Fasen c en d in r. 7, 9, 19 en 35 vallen samen met een later, niet nader te bepalen stadium]. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.4.12.7 Verwijzing naar andere stadiaDe hernemingstechniek van Van de Woestijne vereist een systeem waarmee wordt aangegeven waar hernomen fragmenten elders (eerder of later) in de genese voorkomen. De ‘ontwikkelingsgang’ is immers voor het grootste gedeelte opgebouwd uit enkelvoudige synopses; verschillende versies van dezelfde passages worden dus meestal parallel, niet tegelijk gepresenteerd. Om de lezer te wijzen op de andere plaatsen waar versregels, strofen of grotere gehelen eerder bewerkt werden of opnieuw bewerkt worden, is in de rechtermarge een verwijzingssysteem aangebracht. Het is niet zo dat regels die aldus met elkaar in verband worden gebracht altijd identiek zijn. Met de verwijzingen is genetische verwantschap aangeduid, wat impliceert dat er verschillen kunnen zijn. De verwijzingen zijn cursief gezet, tussen cursieve teksthaken, en zijn te verdelen in drie typen: verwijzingen die betrekking hebben op éen versregel, verwijzingen die betrekking hebben op meerdere versregels en verwijzingen die betrekking hebben op de gehele tekst van de synopsis. Verwijzingen die betrekking hebben op éen versregel staan rechts, ter hoogte van de eerste lezing van de regel in de synopsis (die door fasering immers meerdere regels per versregel kan beslaan). Met een pijltje naar rechts wordt verwezen naar een later stadium in de genese, met een pijltje naar links naar een eerder stadium in de genese. Stadiumsigle en synopsisregelnummer van de verwante regel in dat stadium worden dan genoemd. In de synopses van de ‘ontwikkelingsgang’ wordt ook vooruitgewezen naar het corresponderende regelnummer in de gecombineerde synopsis van ‘varianten en correcties’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Dat regelnummer is dus hetzelfde als dat van de leestekst.) Bij die verwijzingen ontbreekt een stadiumaanduiding. Bijvoorbeeld: [←A, 5; ←CI, 17; →D, 8; →40] De regel waarachter deze verwijzing in de synopsis is afgedrukt, is verwant met vier andere plaatsen in het variantenapparaat. Eerdere plaatsen waren regel 5 in stadium A, en r. 17 in stadium CI; een latere plaats is r. 8 in stadium D. Bovendien nog r. 40 in de gecombineerde synopsis. Met de laatste verwijzing vindt men de regel dus tevens in de leestekst. In enkele gevallen worden twee versregels later samengevoegd tot éen. Dan wordt bij beide regels vooruitgewezen naar de regel waarin ze later zijn samengevoegd, en bij de latere regel wordt naar beide regels terugverwezen, met een Duitse komma tussen de regelnummers. De verwijzing [←BI, 2/4] wil dus zeggen dat de regel verwant is met de regels 2 en 4 in het vroegere stadium BI. Verwijzingen die betrekking hebben op de gehele tekst van de synopsis staan bovenaan de synopsis. Met dezelfde pijltjes als hiervoor wordt dan aangegeven waar het betreffende gedeelte eerder of later in de genese voorkomt. Stel een vijfregelige passage, stadium B, is afzonderlijk bewerkt. Bovenaan kan dan staan: [←A, 1-5; →CII, 16-20; →41-45] De passage blijkt verwant te zijn met r. 1-5 in het eerdere stadium A en met r. 16-20 in het latere stadium CII. Bij ‘varianten en correcties’ en dus ook in de leestekst is het r. 41-45. Omdat de verwijzing voor het gehele stadium B geldt, zijn de regelnummers daarvan niet afzonderlijk vermeld. Verwijzingen die betrekking hebben op meerdere versregels die niet precies samenvallen met de volledige tekst van het stadium dat in de synopsis is weergegeven, staan ter hoogte van de eerste van de betreffende regels. Indien dat het begin van een strofe is, dan is de verwijzing op de regel van [strofewit] geplaatst. De omvang van het fragment wordt met de regelnummers aangeduid (in tegenstelling tot het vorige voorbeeld), en met pijltjes wordt naar een eerder of later stadium c.q. de gecombineerde synopsis van ‘varianten en correcties’ verwezen. Bij regel 7 van een synopsis kan bijvoorbeeld staan: [7-8←AI; 7-8→AIV, 1-2; 7-8→E, 8-9; 7-8→8-9] Het tweeregelig fragment dat begint bij de regel waarachter deze verwijzing staat (r. 7 dus), is verwant met het vroegere stadium AI, dat blijkens het hier ontbreken van regelnummers uitsluitend uit deze twee regels bestaat; verder zijn de regels verwant met r. 1-2 in het latere stadium AIV, met r. 8-9 in het latere stadium E en met r. 8-9 in de gecombineerde synopsis. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In dezelfde verwijzing kunnen meerdere fragmenten aan de orde zijn. Stel dat Van de Woestijne in stadium A een vierregelige strofe ontwierp, die hij in stadium B hernam en uitbreidde met twee nieuwe strofen. In stadium C schreef hij het gehele gedicht over maar breidde hij het opnieuw uit, nu met een nieuwe beginstrofe. Deze laatste samenstelling komt overeen met de leestekst. De verwijzing bij stadium A luidt dan: [→B, 1-4; →C, 5-8; →5-8] In stadium B komt bij r. 1 de verwijzing: [1-4←A; 1-4→C, 5-8; 1-4→5-8] Bovendien moet bij het begin van de tweede strofe in stadium B aangegeven worden dat de komende acht regels in volgende versies opschuiven: [5-12→C, 9-16; 5-12→9-16] In stadium C wordt aan het begin niet terugverwezen: de eerste strofe is immers nieuw. Wel moet daar vooruitgewezen worden naar ‘varianten en correcties’, waar de regelnummering gelijk is: [→1-16] Bij r. 5 wordt in stadium C aangegeven dat de eerstvolgende vier regels (5-8) verwant zijn met stadium A én dat het gehele vervolg (5-16) voorheen stadium B vormde: [5-8←A; 5-16→B] Een vooruitwijzing naar ‘varianten en correcties’ is hier overbodig want die stond al aan het begin van de synopsis. In de gecombineerde synopsis van ‘varianten en correcties’ wordt op vergelijkbare wijze steeds naar de stadia A, B en C terugverwezen. Wel zijn er enkele aanpassingen in de terugverwijzingen bij de gecombineerde synopsis, die besproken worden in §4.5.7. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.4.12.8 Correcties en leessuggestiesOnduidelijke of niet-zinnige lezingen in manuscripten worden in de rechtermarge voorzien van een correctie in de vorm van een leessuggestie. Dat betekent uiteraard niet dat elk onvoltooid woord of elke onvoltooide zin door de editeur wordt vervolledigd; het is immers inherent aan manuscripten, met name kladversies van gedichten of in haast genoteerde invallen, dat de schrijver zich verschrijft of wellicht bewust delen impliciet laat. De onvoltooidheid van de tekst wordt dan ook bij voorkeur gerespecteerd. Anderzijds zijn er plaatsen waar Van de Woestijne met een woord of zin een zichtbare bedoeling had, die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
evenwel niet goed op papier is gekomen met als resultaat een niet-zinnige lezing. Zowel ter verduidelijking voor de lezer als om het misverstand te voorkomen dat er in de editie sprake zou zijn van een zetfout, leek een korte commentaar op sommige plaatsen gewenst. De becommentarieerde tekst (meestal: een woord) is in de synopsis voorzien van een asterisk. In de rechtermarge wordt tussen cursieve teksthaken de correctie gegeven. Daartussen is de ‘juiste’ lezing zelf romein gezet, alle overige tekst is cursief gezet. Bij het woord ‘*dankren’ in het manuscript kan bijvoorbeeld als correctie in de synopsis worden aangetroffen: *[lees: donkren of dankbren] Ook door Van de Woestijne abusievelijk achterwege gelaten schrappingen of dubbel geschreven woorden kunnen zo gecorrigeerd worden: *[lees: geschrapt] of *[lees: eenmaal door] Als meerdere correcties in een regel voorkomen, wordt voor elke volgende een asterisk toegevoegd; een tweede correctie heeft dus twee asterisken, een derde drie, et cetera. Met hetzelfde systeem worden ook alternatieve lezingen van het manuscript gegeven. Soms is niet zeker wat Van de Woestijne schreef, en is op grond van het zinsverband evenmin zekerheid te verkrijgen. Het woord ‘op’ lijkt bijvoorbeeld soms op ‘of’, ‘met’ op ‘niet’, en minuskels van a, o, u en j lijken soms op de majuskels. Met een asterisk-verwijzing wordt in de marge dan de alternatieve lezing vermeld. Bijvoorbeeld bij ‘*als’: *[of: Als] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.5 Gecombineerde synopsisDe gecombineerde synopsis wordt gebruikt om verschillende versies van een tekst in chronologische volgorde per regel met elkaar te vergelijken. De wijze waarop de verstekst per bron wordt weergegeven, verschilt niet van die in de enkelvoudige synopsis; de gecombineerde synopsis kan gezien worden als een samenvoeging van meerdere enkelvoudige synopses. Wel vergt het onder elkaar plaatsen van regels uit opeenvolgende bronnen aanpassingen van het systeem. Er zijn enkele kleine verschillen tussen de gecombineerde synopses van de ‘ontwikkelingsgang’ en die van de ‘varianten en correcties’.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.5.1 Opgave van bronnen: gecombineerde siglenVóor de regel wordt de bron vermeld waar de gegeven lezing van de versregel voorkomt. Is de tekst van de regel in twee opeenvolgende bronnen volstrekt gelijk, dan worden beide bronnen genoemd, gescheiden door een komma (zonder spatie). Wanneer de tekst in drie of meer opeenvolgende bronnen gelijk is, worden de eerste en de laatste bron genoemd, gescheiden door een koppelteken: C1:B-D. Dit betekent, dat de lezing voor alle in de gecombineerde synopsis opgenomen bronnen van stadium C1:B tot en met bron D dezelfde is. Bij de ‘overlevering’ is te zien welke die bronnen zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.5.2 MeelezenDe tekst wordt per bron gepresenteerd. Bij de vroegste bron wordt de gehele versregel gegeven. Als in de volgende bron een afwijkende lezing staat, wordt die onder de vorige gezet. Daarbij wordt - zolang de overzichtelijkheid het toelaat - alleen het gewijzigde deel van de regel (de variant) voluit gedrukt, voor het gelijkgebleven gedeelte worden meeleestekens gebruikt, in de vorm van staande streepjes. Bijvoorbeeld:
In de tijdschriftpublikatie T begint de regel met ‘zelfs 't laf gekreun’, maar in de volgende twee bronnen, het manuscript M3 en de bundel D, staat ‘zelfs geen gekreun’. Uit de notatie blijkt dat de tekst boven de rechte streepjes in de nieuwe bronnen moet worden meegelezen. Heeft Van de Woestijne in een bron varianten aangebracht, zodat een fasering is aangegeven, dan wordt dat genoteerd zoals eerder beschreven. Het meelezen van de tekst in dezelfde bron door middel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de teksthaken, en het meelezen van de tekst uit een vorige bron door middel van verticale streepjes, kan tegelijk voorkomen. Bijvoorbeeld:
In C2:BI schreef Van de Woestijne de regel ‘Geen leven, dan de ronde wind die zwaait zijn zeis’ en bracht daar in een volgende fase (b) een variant in aan. Die tweede lezing komt ook voor in manuscript M1 en tijdschrift T. In manuscript M2 komt een variant voor: waar eerder ‘zwaait’ stond, staat nu ‘zwiert’; de rest van de regel is gelijk gebleven. In M3 heeft Van de Woestijne óf een schrijffout gemaakt en die direct hersteld, óf heel kort een variant overwogen. In elk geval is er geen volledige nieuwe lezing gerealiseerd (alleen de letters ‘ri’ kwamen op papier) en hij heeft de regel afgemaakt zoals die in de voorgaande bron ook luidde. Naderhand - in alle bronnen van P1 tot en met D - heeft hij de tekst onveranderd gelaten. Bij de hapering in M3 is het noodzakelijk bij de herneming van de regel (de tweede a-fase) het vervolg ‘die zwiert zijn zeis’ opnieuw over te nemen, want op de direct daarboven staande regel (in het verlengde van de eerste a-fase) staat geen tekst, zodat die ook niet kan worden meegelezen. Het kan voorkomen dat gelijkblijvende tekstgedeelten in een volgende bron toch opnieuw worden overgenomen. Als bijvoorbeeld door varianten in voorgaande bronnen de tekst verschoven is, kan het overzichtelijker zijn bij een volgende bron de nieuwe lezing of een deel daarvan in haar geheel te herhalen. Ook wanneer de veranderingen in volgende bronnen slechts leestekens betreffen, of wanneer een woord direct voor of na een leesteken verandert, kan het overzichtelijker zijn woorden of leestekens opnieuw over te nemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.5.3 Ontbrekende tekstHet gebeurt dat bepaalde tekstelementen niet voorkomen in alle bronnen die in de gecombineerde synopsis zijn opgenomen. Dit kan opzet geweest zijn (bijvoorbeeld: Van de Woestijne gaf het gedicht slechts in een van de bronnen een titel), maar het kan ook een vergissing zijn (het vergeten van een regel bij een herneming, foutieve proevencorrectie). In de synopsis wordt dat weergegeven met [ontbreekt]. Dit wordt zowel voor delen van een versregel gebruikt (soms in de verkorte vorm [ontbr.]) als voor geheel ontbrekende regels. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.5.4 Afwijkende regelnummeringDe regelnummers van de gecombineerde synopsis in ‘varianten en correcties’ corresponderen met de regelnummering in de leestekst. Het komt echter voor dat in de gecombineerde synopsis bronnen zijn opgenomen die anders zijn samengesteld - bijvoorbeeld door het ontbreken van regels of strofen, of doordat die juist zijn toegevoegd - zodat de regels niet meer synchroon lopen. In die gevallen wordt bij de afwijkende bron het regelnummer tussen haakjes gezet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.5.5 Titels, motto's en opdrachtenDe typografie van titels, motto's en opdrachten is in het variantenapparaat niet overgenomen. De tekst is steeds romein gezet. Hoofdlettergebruik is overgenomen; wanneer het verschil tussen onderkast en kapitalen in de typografie van een publikatie is weggevallen (meestal bij titels), wordt van de kopijversie uitgegaan. Is die niet voorhanden, dan wordt het hoofdlettergebruik toegepast volgens huidige gewoonte, dat wil zeggen met alleen kapitalen aan het begin van de titel en in namen. Als een titel, motto of opdracht slechts éen regel beslaat, worden de bronnen in een synopsis gecombineerd. Maar wanneer meerdere regels nodig zijn (door de lengte of doordat er zowel een titel als een opdracht is) wordt per bron alle ‘kopwerk’ in zijn geheel gegeven. Vergelijking van zulke teksten is door de geringe omvang geen probleem. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.5.6 Ongelijke omvang van bronnenWanneer een bron bij ‘varianten en correcties’ passages die in de leestekst voorkomen niet bevat, wordt dat op een aparte regel cursief tussen cursieve teksthaken vermeld. Bijvoorbeeld: [Hier eindigen M4 en M5] of [De regels 44-48 ontbreken in M1] Bij de voortzetting van de gecombineerde synopsis wordt dan opnieuw vermeld welke regels van welke bronnen het vervolg betreft. In de ‘ontwikkelingsgang’ worden de meeste kladstadia gepresenteerd. Enkele stadia die tot de genese behoren kunnen ook bij ‘varianten en correcties’ zijn opgenomen. Dat zijn dan meestal de relatief lange delen die zonder veel problemen met de overige bronnen kunnen worden gecombineerd. Het kan voorkomen dat er in die stadia toch delen zijn die het best in een afzonderlijke synopsis kunnen worden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weergegeven. Dan wordt de gecombineerde synopsis onderbroken voor een afzonderlijke presentatie. Bij de voortzetting van de gecombineerde synopsis wordt ook dan opnieuw vermeld welke regels van welke bronnen het vervolg betreft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.5.7 StadiaverwijzingenOmdat in de gecombineerde synopsis niet alle regels van de leestekst voorkomen, moeten de stadiaverwijzingen in de marge zodanig worden aangepast dat toch duidelijk is waar verwante versies van regels uit de leestekst in eerdere stadia voorkomen. De oplossing is gezocht in het verzamelen van alle verwijzingen die bij de gecombineerde synopsis zouden hebben gestaan als die wel alle regels uit de leestekst bevatte. Stel dat in de synopsis na r. 4 de eerstvolgende variant pas in r. 7 komt. Wanneer dan voor r. 5 een verwijzing naar stadium BII had moeten komen betreffende de volgende acht regels en is er ook een vroege versie van r. 6 in stadium AI, r. 3, dan worden beide verwijzingen tussen r. 4 en r. 7 geplaatst: [5-12←BII; 6←AI, 3] Voor het overige blijft het verwijzingssysteem hetzelfde. Het spreekt vanzelf dat vanuit de gecombineerde synopsis bij ‘varianten en correcties’ alleen terugverwezen kan worden naar eerdere versies, aangezien de leestekst de ultima manus-uitgave als basistekst heeft.Ga naar voetnoot34 |
|