Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 699] [p. 699] Nagelaten verzen 1929 Annotatie [pagina 701] [p. 701] [Verbeurd van alles, - o verscheurde droom-gemoedren!] Verbeurd van alles, - o verscheurde droom-gemoedren!... Wij zijn de lang-verweeuwde en kind-verlaten moedren; wij blaffen op het spoor van, smoorlijk, Hecabe, of, in de ontreddring van de laagste rust verzonken, ons lammen dag ontlaên en leêg van alle vonken, verliezen aan geduld de vormen zelfs der beê. Liefde-verloren, wij, die, lang al lam aan hopen, ons dochtren met de wateren der armoê doopen en bij geboorte spenen van onnoozelheid: ons tand-vleesch komt niet bloot dan bij het bloedig roeren van onze zonen die de opstand'ge vanen voeren naar onverstoorbaar-dom een dommeligen tijd. Er is geen tijd meer, noch verlangen, noch verzoenen; geen dageraad belooft een daêgraad; de seizoenen zijn blinder dan een god die zwijgt en nimmer bloost; geen dag die om een dag zijn scheemring laat berooien, geen vrouw die om bezit zich in den dood zal gooien en zelfs geen minnaar meer die de eigen wangen koost. Vorige Volgende