Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 671] [p. 671] ['k Hadde u gewijd mijn meest-geliefde logen] 'k Hadde u gewijd mijn meest-geliefde logen; 'k hadde u mijn eêlste' en schoonsten schijn gewijd; en, zéker meer dan gìj van schroom bewogen, o gij die duister en die zuiver zijt, hadde mijn vrees, bij 't vragen uwer oogen, hadde mijn wroegend kommeren gewogen in 't smeeken van mijn teederheid. De vrome wanen die mijn brein bewonen; de spijt'ge vreugd van een verleden jaar; en mijn arm hopen, welk'ge roze-krone wier 'k dalend-trage blaêren zorglijk gaêr: 'k hadde u vertrouwd dees mijne liefde-zonen, -vervreemde kindren die mijn plegen loonen met wendend oog en weer-gebaar. 'k Hadde u getoond de duister-rijke schrijnen van de oude weelden, die 't gedenken heelt en, onder 't kleed van drift en trots en pijnen, gelijk een stervens-moeden vogel streelt. En 'k hadde in u, waar mij zou tegen-schijnen uw blik, en door uw borst verlangen deinen, herkend 't vergeten eigen-beeld. En 'k hadde u, late troost... - Maar neen: vergéten is 't eenig heul voor wie door de' avond schrijdt, en die den mantel van zijn stugge weten voor de onvermijdb're reis ter schoudren smijt. - Wat bate nog, dat hij bemind zich wete?: hem ligt zijn schaâuw vóor de oogen uitgesmeten, ál ijler naar de nacht hem beidt. Want hij die minde en de eigen min zag tanen; hij die zelfs smart niets dan een vreugde weet; hij die, de will'ge meester van zijn wanen, zijn eigen trots-gestalte aan stukken smeet: hem leid' geen nuk door nieuwe liefde-lanen, waar dorre blaêren aan zijn voeten manen dat iedre stap wat jeugd vertreedt... [pagina 672] [p. 672] Ga heen dan, kind, ga heen; en, wàt gebeure, en loos geen zucht, en laat geen traan om mij... o Kinder-min, o roos, vergaande geuren die 'k in vergeten boek te drogen lei... - En leidde uw leve' u ooit langs de oude deure en stal, mijn kind, waar smeekend oog mocht treuren; sluit de ooge', en ga míjn blik voorbij. Vorige Volgende