Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 615] [p. 615] [De beesten zijn gestald; de driften zijn geweken] De beesten zijn gestald; de driften zijn geweken; en iedre peer is zwaar gelijk een ernst in mij. Geen morren nog, dat mèer dan zelf-verzaken teeken'... Mijn dagen zijn een zee waar stil ter branding breken na de eendere ebbe een zelfde tij. Geen ure die me weze een weifelende wage die neige naar een daad of een begeeren weeg'; ik heb een laatst gebaar den zomer zwaar zien dragen waar paars in 't wolken-graf zijn stervens-wijlen lagen... - Thans zijn de heemlen laag en leêg;... thans, o mijn vriend, geen torve wil die razig rade; geen tornen dat mijn rust naar roer'gen toren dwing'; de glim-lach van mijn kind, de vragen van mijn gade, en in mij zelve' alléen, van de eêlste herfst-sieraden het schittren, zèlf-Vereeuwiging;... - Vereeuwiginge!... o Gij die, 't voor-hoofd bral ter starren, nochtans uw ziel gèen einder dan uw smàrt bereidt; en die, uw willen wars van 't menschlijk-argloost marren, uw best-verholen liefde schamper laat verstarren en beelden-starre een dòod ze wijdt: kom, loof me, en wijd uw oog wien 't leede van zijn leven en zijne vreugd geliefden ootmoed wijden kan... - Maar zoo, gedwèe, gewéerd de wind, met léêge reven ooit kwam uw moe karveel terzélfde zee gedreven: o gíj, bekláag me dan... 1906 Vorige Volgende