Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 564] [p. 564] [Ik heb dit hooger oord gekozen tot mijn woon] Ik heb dit hooger oord gekozen tot mijn woon. De liefde is mijde en mat, het lijden moede en menig; maar dit is 't oord waar 'k in een klare baak vereenig het vuur van liefde en leed gelouterd tot een loon. Hier, waar de schuine schaal der deinend-trage dalen, ten wijden einder van de hemel-schale reikt; waar uit den mond des tijds, bij maetlijk adem-halen, de ontvangen hemel-vrede eene aarde tegen-strijkt; ruste der ruimte, waar van alle horizonnen de ziel in peis de woel'ge lijnen over-ziet: dit is het oord dat ruischt van rustelooze bronnen maar, effen als een stroom, breed naar beneden vliet. En 'k heb dit hooger oord tot mijne woon gekoren, verruimd van eenzaamheid, verrijkt van de' eigen dwang... - Hier recht aan klepper-wiek in 't weemlend uchtend-gloren de leeuwerik ter eerste zonne een zuile zang; hier, waar in 't zinder-zeil der lucht 't gebol der winden de macht des morgens joelend door mijn zinnen jaagt tot waar ze in 't evenwicht der middag-stede vinde gedegen wegen, en dat kallem wiege-waagt: hier rijst me, rijker dan de liedren van 't ontwaken waarin de leeuwerk haar gewiekten dank verkondt; hier rijst me, uit de' arrebeid in 't blinkend middag-blaken, de weelde tegen van den vromen menschen-mond. Maar niet in de ijlt der vreugde of 't streng geluk van 't zwoegen herkent de diepte mijner ziel haar weder-klank. Mijne armen zijn verlamd die mijne dagen droegen; mijn keel is luideloos van een te vroegen dank. Hier waar 'k, al-eenig, op den hemel sta geschreven, doch waar geen menschen-oog mijn heldre beeltnis zoekt; waar 'k, zuiver als een god, me galmen voel van leven, maar waar geen echo 't lied van deze lip verzoekt; Vorige Volgende