Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 551] [p. 551] 2 [pagina 553] [p. 553] [Ik ben 't geduld der brooze en lustelooze menschen] Ik ben 't geduld der brooze en lustelooze menschen; ik ben de afwezigheid van God in 't eigen hart; ik ben in de uren 't uur dat op zijn einde mart. Ik ben de vreê waar alle rozen in verslensen. Bewoont mijn stem het want waar groote vooglen waken met rustelooze vlerk die beeft gelijk een beê: er is geen wind die waakt en hapert aan mijn kake; ik ben in 't oor van doof een weeûw de zucht der zee. Vorige Volgende