Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 543] [p. 543] I De modder-haven [pagina 545] [p. 545] I [pagina 547] [p. 547] [De koffen aangebleekt van ongebluschte lucht] De koffen aangebleekt van ongebluschte lucht; van zon-geduld haar wand gescheurd, die aan zijn reten al geeuwend kraakt en kucht; de kiel tot aan den boeg door wier en schaal bevreten; de mast waaraan de wimpel zakt, die zingt noch zucht; de loome kom waar holt aan holt de booten zakken in 't doove modder-bed dat aan hun flanken droogt: verstarrend graf der smakken... - o Gichel-zee die viert de hoop der ziekste wrakken! o Hemel die het lied der drenkelingen doogt!... Neen: luik uw zilvren blik op 't schaad'wen van de steilte der veil'ge kaaiën die genezen van 't gevaar der gretig-lokkende ijlte. De ijlte in het zatte hart van den veroveraar is dieper dan de zee en als de hemel klaar. Vorige Volgende