Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 514] [p. 514] [Gij rijst aan mij gelijk een vlindering van bloemen] Gij rijst aan mij gelijk een vlindering van bloemen. Reeds is de zoelt geen geur en 't bloed geen zoelte meer. Mijn oor vergeet de stilte om naar 't omkransend zoemen te luistren van een aldoor-schaarscher bijen-heir. Nog sta 'k aan trossen rijk, aan bleek-geschelpte trossen zooals uw keen'ge stam, o kromme acacia; doch zal rondom mijn voet het drassig gras aldra, van felle bloemen geel, aan vale bloemen rossen. - Eerst waar de wind ze drijft komt cirkelend de spreeuw die van haar schreeuw, en menigvoud, mijn boom omvademt. Toch voel 'k reeds de einders naakt en open op den geeuw waarin een zaal'ge winter ademt. Vorige Volgende