Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 427] [p. 427] [Gij spreekt geen woord, o vrouw, maar weent aan mijne zijde] Gij spreekt geen woord, o vrouw, maar weent aan mijne zijde onder 't ontgoochlen dat uw tengre schouders boog. En 'k wéet uw leed; ik woog de keten van uw lijden; - maar sluit afkeerig 't werend oog. Ik sluit mijn oog. Gevallig voel 'k het bar verstarren, in harde plooien, van een spot-lach om mijn mond, - ik die me eens voelde een zelfde neêrlaag tegen-sarren, en eendere onmacht ondervond... Waarom?... o Wreed gemoed, dat zocht om 't eigen lijden het trage sussen van hàar haeprend-vroom beklag... - Gij spreekt geen woord, mijn kind, en weent aan mijne zijde. Ik sluit mijn oog. Helaas, ik lach... Vorige Volgende