Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2,34 MB)

Scans (10,04 MB)

ebook (4,06 MB)






Editeur
Anne Marie Musschoot



Genre
poëzie

Subgenre
verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie

(2007)–Karel van de Woestijne

Vorige Volgende
[p. 260]

[Nacht. - Aan het open raam waar mijn begeerte huivert]

 
Nacht. - Aan het open raam waar mijn begeerte huivert
 
van pijnigende weelde en blij-doorpriemend wee,
 
hoor 'k, in het wind-gewuif, van dag-gebroei gezuiverd,
 
gescheurd en moê de kreet der ongeziene zee.
 
Ik luister. En 't geschuif der zuiverende veegen
 
van flodder-wind, die hijgend-blij 't geluchte wascht,
 
voelt zeulen in zijn joel en door zijn woelen wegen
 
de stem der zee die kreunt en wijkt, die huilt en wast...
 
- o Vreugde-winden, die mijn pijnlijk-open oogen,
 
die mijn gedachten manlijk aait en waaiënd zoent:
 
geen schaetren heeft mijn oor voor diepre stem bedrogen,
 
geen sussen dat mijn ziel met eigen leed verzoent.
 
In norsche toomloosheid, in koppig-taai weêrstreven,
 
voel ik mijn rouw in mij gelijk de zee gebreid;
 
nóg wilder, waar ze in zich voelt huiveren en leven,
 
o Zee, het wéten van haar wreede oneindigheid.
 
Want, hoe ge mijnen kreet in eigen grol mocht smachten,
 
o Zee; hoe 'k eigen drift om eigen trots verbeet:
 
nog dieper dan mijn rouw bijt, sterkend, de gedachte,
 
dat gij mij niet en kent en ik uw grenzen weet.

Vorige Volgende