Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 240] [p. 240] [Gereede weelde, die het kleed van onzen disch] Gereede weelde, die het kleed van onzen disch ontstraalt, o mijne vrouw, te dezen lente-dage! - Wat baat de kommer van den nacht, wat baten vragen wien deze schoone zekerheid geboden is: dit versche brood te dezen morgen, mild en frisch, en deze zonne-zoen die bibbert aan uw krage?... - Bezie me. Al gaat ons hoofd van meen'ge zorge loom; al is, misschien, dees heerlijkheid als de ijle doom die broos in gulden waas omwaadt den morgen-vijver: dit versche brood is goed, en deze zonne is blij, mijn vrouwe, en wij zijn nederig-betrouwend, wij; - en hem is heil, wie weet?, die rijst in dankb'ren ijver. Vorige Volgende