Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie(2007)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] [Zegen deze' avond, God: ons handen rusten] Zegen deze' avond, God: ons handen rusten; en, kenden onze leden 't kleed der vreemdste lusten en ons verlangen 't pad van de' ongewoonsten waan: tháns zijn onze oogen moede als van wie sterven gaan... - Stil-wegend staat Uw leve' op de onbewogen blaên; om iedren boom-gaard gaat de vrede van Uwe oogen; en wij, die elke vrucht in onze handen wogen en láchten, zijn als vreemdelingen, die gebogen onder Uw vrede en 't leven Uwer oogen staan... Zegen deze' avond, God... In iedre voren laat het gebaar van Uw meêdoogen rústig zaad; uit Uwe liefde is kalm een rozen-meer geboren; Uwe genade laat de zon meewarig gloren; en in mijne oogen brandt de vreê van Uw gelaat... - En wij zijn treurig, God, al liet Ge dalen om de oude plooiën van ons wegend drift-gewaad, zoeter dan ooit een liefde om ons haar teêrheid laat, de teêre goedheid van Uw warende avond-stralen... Zegen deze' avond; zégen, God. Wij zullen zwíjgen. - Gelaten en verzoend in de avond-zoete dood, zal onze torve zin naar Uwen boezem zijgen gelijk een slaap-zwaar kind ten zaal'gen moeder-schoot. Zegen... Uw rust zweeft, zeegnend, om gebogen twijgen die wiegen, naar de slaap der vooglen aedmend gaat. Zegen... De zuivre nacht zal om ons leven stijgen, en U-waarts de eenzaamheid van onze dagen neigen, als naar een dag van weelde een rust'ge dageraad. Vorige Volgende