gische wet had de gewenschte coöperatie mogelijk gemaakt. Nu is er echter niets verloren... dan tijd. En, is de zaak niet gemakkelijker geworden, onoplosbaar is ze niet.
6o. Ik weet niet of de commissie voor een deel is tusschen gekomen in de gunstige oplossing van de vraag van het auteursrecht. Ze heeft er echter grondige studie van gemaakt, en ik hou het niet voor onmogelijk, dat die voorstudie ook buiten haar midden van nut is geweest.
7o. Een vraag die, in schijn gemakkelijk, maar in werkelijkheid heel kiesch, op meer dan eene opwerping is gestuit, is die der geldigheid van universitaire diploma's. Het is eene waarheid (ik ga hier niet verder op in) dat hetzelfde diploma in beteekenis verschilt benoorden en bezuiden den Moerdijk. Het gehalte ervan is anders; het vertegenwoordigt niet altijd dezelfde kennis, in hoeveelheid als in soort. In Holland heeft men meer de geleerdheid, in België meer het praktische nut op het oog. Maar mijn oordeel is, dat een onderzoekscommissie, eene “commission d' entérinement”, in beide landen de vraag gemakkelijk uit den weg zou helpen. Zij zou vaststellen, na onderzoek, wat elk haar onderworpen diploma vertegenwoordigt. Voor ieder leervak, dat uitvoeriger of onder andere gedaante in het oorsprongsland wordt behandeld, zou een aanvullingsexamen worden afgenomen. Zoo zou men de volstrekte gelijkheid benaderen, - waar naar gestreefd wordt. Het lijdt geen twijfel, of deze oplossing kan, na bestudeering, iedereen bevredigen. De volgende vergadering, in den Haag, zal ze te bespreken hebben.
Ziedaar enkele punten, onder andere, waarvan men spoedige verwezenlijking mag verwachten, en waarover men zeggen kan dat, worden ze opgelost - en ze zijn op den weg om het te worden, - dit hoofdzakelijk aan de Nederlandsch-Belgische Commissie zal