opkomst van tentoonstellers uit Frankrijk, Engeland en Holland geeft er tevens een sanctie aan, die geheel ter eere van ons land is, waarvan de deelnemers aldus de belangrijkheid op het gebied van tuinbouw erkennen. En dan, de expositie is met zooveel smaak ingericht, dat ik mij gelukkig acht, onder de eersten te zijn geweest die haar bezochten, als nog alles in volle frischheid prijkte.
Ik herhaal: ik ben een leek in deze, en heb er weinig verstand van. Verwacht derhalve van mij niets, dat op een verslag zou gaan gelijken. Ik zal zelfs geene, of slechts zeldzame namen van planten en van exponanten noemen. Ik kom hier naartoe met geen andere wapenen dan mijn bewonderende oogen en een aanteekenend potlood. Ik troost me echter in mijn gebrek aan kennis. Want, al loop ik hier midden in deskundigen, ik word dat gebrek niet gewaar: mijn bewondering is grooter dan mijn zucht naar wetenschap....
Van voor ge het ‘Paleis voor tijdelijke tentoonstellingen’, nog half onvoltooid, bereikt, zijt ge aangenaam verrast: gij wandelt door een warande van gesneden laurieren en coniferen; gij vermeit u in de zindelijkheid van het fijn-grijze kiezel, gij die daar nog straks hebt gewaad door de modder der Solbosch-laan, gij ontdekt een jongen boomgaard van sierlijkgeplooide leiboompjes, die aan hun wit-gekalkt rasterwerk, de heerlijk teere boeketten van hun bloesem toonen.
Dan treedt ge binnen, en, behalve de frissche lentelucht vol prille en nerveuze geuren, verrast u al dadelijk, aan uw rechterhand, de tuin van Madame Chrisanthèmen of van Mistress Butterfly: Mevrouw Osterrieth Mois, van Antwerpen, heeft hier, op den achtergrond aan van een teerkleurig décor, tusschen bruggetjes, hekkens, kiosken, een heerlijk Japansch tuintje aangelegd, waar fel tegen het sombere groen van hooge sparren