| |
| |
| |
Roosevelt te Brussel
Brussel, 28 April.
De ontvangst van Roosevelt in het gebouw der Amerikaansche legatie te Brussel, aan de statige Kunstlaan, is een herinnering voor het leven, voor wie haar bijwoonden. Reeds lang voor het vastgestelde uur der receptie was de ruime hal, die toegang geeft tot de monumentale trap naar de bovenverdieping, waar de salons en ontvangzalen der legatie, in den gedistingeerdsten empirestijl uitgevoerd, gelegen zijn, gevuld met een opgewonden schare bewonderaars. Het gedrang werd allengs van dien aard, dat de jongere heeren van den legatiestaf, die de trap verdedigden, telkens opnieuw een trede moesten prijs geven aan de wachtenden. Enkel voor zeer hooge dignitarissen, ministers en oud-ministers en voor de leden van het diplomatieke corps, werd een uitzondering gemaakt. Zij mochten door naar boven en zoo zagen wij Chineesche, Japansche, Westersche hoogwaardigheidsbekleeders en hun dames doorgelaten, terwijl de overigen moesten wachten, totdat de wachtende schare niet meer te houden was en de trap moest worden prijs gegeven door de bewakers. Allen stormden naar boven, waar wij voor een gesloten deur kwamen, steeds in de volte waarin madame la baronne X, madame la marquise Y, de groote industrieel Z, het al even benauwd hadden als wij. Toen eindelijk werden wij toegelaten in de reeds vrij volle salons, waar Teddy recipieerde.
Roosevelt was wat lang in het Hôtel de Flandres gebleven; het dejeuner aan de legatie had wat langer geduurd en even na vier wachtte op de tentoonstelling koning Albert. Van een rustige deftige receptie was dan ook geen sprake; men defileerde, de Amerikaansche gezant riep de namen af en wie Roosevelt
| |
| |
passeerde kreeg een handdruk met een stereotiep ‘delighted’ ‘fine’, of ‘Glad to meet you.’
Daar stond dan hoogst eenvoudig gekleed en voor ieder die maar wilde genaakbaar de man, die de achting en liefde bezit van millioenen; die bewonderaars telt over heel de wereld, die misschien eerlang weer het hoofd zal zijn eener machtige natie. Een sterk gelaat, uiterst beweeglijk, de trekken zenuwachtig en hoekig de gebaren. En eindeloos, eindeloos het défilé.
Voor zoover wij in het overdrukke gewoel konden opmerken, is er niet gesproken, noch door den president, noch door de bezoekers, en het lijkt niet geheel in overeenstemming met de ongemeene beteekenis van dezen man, dat hij deze consequentie van de democratische idée zich moet laten welgevallen: gereed te staan om de hand te vatten en te drukken van iederen Amerikaan en van elke Miss, die Mr. Roosevelt persoonlijk een blijk van achting en genegenheid willen geven. Maar aan den anderen kant, wat is de vereering voor dezen man diep en algemeen bij zijn landgenooten en wij zullen voor immer de heugenis behouden van dien kleinen strengen man met het bewegelijke gelaat, de knippende, vermoeide, bijziende oogen achter den knijpbril, de borstelige brauwen boven het reeds grijzende haar, het soms oude, dan plots jonge, door de zon bruingebrande in-gezonde gelaat, zooals hij daar stond te midden van al die mondain gekleede, grootsteeds getoiletteerde dames en correcte heeren, clean shaved met monocles, die de salons vulden van den gezant Bryan en die het zich tot zoo hooge eer rekenden den bekenden handdruk te ontvangen van Teddy met een monotoon: ‘delighted’, ‘fine’, ‘glad to meet you.’
Kort voor vier uur beginnen de salons leger te worden; ook voor Roosevelt wordt het tijd te vertrekken. Eenige oogenblik- | |
| |
ken later - de typisch Amerikaansche bom- en schettermuziek, die de plechtigheid karakteristiek opluisterde, was al ingerukt - verlaten Roosevelt en de gezant de legatie.
Bij des oud-presidents verschijning gaat even een hoeratje op uit de vrij talrijke wachtende menigte. Teddy! Teddy! wordt er geroepen. Dan zien wij uit de ramen van het legatiegebouw de tuf met kolonel Roosevelt wegglijden over den boulevard, die prijkt in het teere voorjaarsgroen. Moe achterover gezakt in de kussens ligt Teddy ‘delighted’.
***
Roosevelt heeft op de tentoonstelling een lezing gehouden in tegenwoordigheid van den Koning, de ministers, persoonlijkheden op het gebied der magistratuur, politiek, literatuur en kunst.
Roosevelt sprak, dan weer met luim, dan weer met kracht. Hij dankte België voor de hem bereide ontvangst, begroette in vleiende woorden den Koning en roemde de Belgische werkzaamheid.
De Koning en Roosevelt hebben zich daarna per automobiel naar het paleis te Laeken begeven.
***
Roosevelt: het eerste staatshoofd dat de Brusselsche tentoonstelling bezoekt, na koning Albert natuurlijk. Of mag ik hem geen staatshoofd noemen, hij, die met presidentieele eerbewijzen aan 't station en in de Amerikaansche legatie overladen wordt, en door onzen koning in zijn eigen auto naar het paleis werd gevoerd?.... Anders eene bij uitstek democratische ver- | |
| |
schijning, zonder diplomatische stijfheid, zonder het minste ceremonieel in het voorkomen, blakend van gezondheid, hoog in kleur, bonkig en peezig, sterk, levendig en vlug bewegend; niet heel aristokratisch van manieren, maar van eene machtige natuurlijkheid: zoo is de redenaar Roosevelt. Zijne armen uitslaand, zijne woorden punctueerend door hard in de handen te klappen, zijn machtig orgaan, waarmede hij zijn bedoelingen aandikt; bruisend jong in dat midden van gezette menschen, die hun best doen om er vooral ernstig uit te zien. Aldus is hij ons van namiddag in de feestzaal der expositie verschenen als eerste onder de internationale redenaars die ons publiek in de volgende zes maanden met bloemen van rhetorica komen versieren.
Rumoerig en gemeen dat publiek. Ieder die op de tentoonstelling was, was nu ook de feestzaal binnen, zoodat we wel van gemengd mogen spreken... Op de estrade voor de komst van spreker, wachten de officieele heeren: Beernaert, Francotte, Karel Buls, die heel alleen en heel melancholisch op een stoeltje der eerste rij gaat zitten. In de zaal zelf heel wat bekende figuren tusschen duizenden menschen, die de geneuchte willen smaken Roosevelt te zien. Stil en beleefd wordt die massa er natuurlijk niet op, er wordt zelfs gefloten als eene Brabançonne de komst van koning Albert aankondigt; want de Koning heeft eraan gehecht zijn democratische faam gestand te doen door bij deze voordracht aanwezig te zijn.
Daar klinkt het Amerikaansche volkslied. Voor het lawaaierige volk staat, joviaal, de oud-president te groeten. Schreeuwend verwelkomt hem de volksvertegenwoordiger Carton de Wiart. ‘Een tentoonstelling’, zegt hij, ‘is geen foor; zij is ook een geboden gelegenheid om de ontdekkingen en schoonheden van den menschelijken geest bekend te maken. Niets menschelijks
| |
| |
mag ons vreemd blijven; het geestelijke vooral moet ons een dierbaar eigendom zijn. Daarom werden deze voordrachten der tentoonstelling ingericht: Wij zijn gelukkig dat de edele en groote burger van een edele en groote natie ze wil inhuldigen.’ En dan herinnert spreker aan het bezoek, dat hij bracht aan het Witte Huis; hij verhaalt zijne indrukken, en deelt ons zijn meening mee over de grootheid van het Amerikaansche volk: grootheid die, naar het woord van Washington, berust op recht. ‘Wat nu Roosevelt groot maakt - aldus spreker - is juist die liefde, die drang naar recht. Bewees hij het niet, hij die den vrede bewerkte tusschen Rusland en Japan; hij, die de internationale vredesconferenties in het leven hielp? Maar er is meer: Roosevelt is een “Professeur d'énergie”. Wij, die in een werk en in een tijd van decadentie leven, die onze krachten versnipperen aan dorre kritiek en aan lafhartig egoïsme, wij kunnen van mannen als Roosevelt alles leeren. Want dezes werk is niets dan een weerschijn van zijn altruïstischen geest. Roosevelt leert ons iets meer en beters dan alleen kritiseeren. Hij leert ons handelen. Beter dan welk land ook begrijpt België die les: het land, waarvan de Koning er eene eer in stelt, niets dan de eerste der staatsburgers te zijn.’ ‘Ik ben de tolk van deze menigte,’ eindigt de heer Carton de Wiart, ‘in u, mijnheer de voorzitter, de “Stars and Stripes” van uw groot vaderland te begroeten, waarmede het onze zooveel gemeens heeft.’
President Roosevelt beaamt deze laatste woorden. Na zich verontschuldigd te hebben slechts Engelsch te kunnen spreken - hetgeen hij trouwens doet in uitmuntend Fransch - en bedankt te hebben voor het vriendelijk onthaal, verklaart hij: Het Belgische volk is onder de grootste, vooral door zijn wil, ‘groot door zijn verleden’, zegt hij. ‘Eerbiedig bij u vooral
| |
| |
het heden en stel hoop in uwe toekomst, want gij zijt groot door uwe nijverheid, die u eene steeds stijgende plaats verzekert. Wij in Amerika, wij hebben veel van u geleerd, wij hebben nog veel van u te leeren; als wij zijt gij een jong, een nieuw volk; als wij bekommert gij u om sociale vraagstukken.’ En hier valt Roosevelt in zijne redevoering van Parijs, die hij voorzoover wij op verslagen mogen steunen, herhaalt. Met klem en humor, met eene uitbundige beweeglijkheid richt hij zich nu tot deze, dan tot een andere, schijnt in gesprek te zijn met zijne duizenden toehoorders, meer dan dat hij hun een voordracht zou houden en hij spreekt over de plichten der moderne democratie. Elk individu heeft als elke generatie zijn vraagstuk op te lossen. Hij slaagt er in als hij bezit moed, werkzaamheid, rechtschapenheid, waardigheid en de macht zichzelf te helpen. Hij slaagt er niet in als hij voor zichzelf toegevend is; het komt er minder op aan of men rijk is of arm. De groote vraag is: verbruik van eigen vermogens, kennis van zijn plichten, ook in het familieleven, ook als staatsburger. Immers gelijkheid is niet aan te prijzen als ze alleen berust op lagere dingen: naar gelijkheid in het hooge moeten we streven. Het is dus in zelf-cultuur en in strenge tucht over zichzelf, in het gebruik van elke eigen macht en in het evenwicht houden van alle eigen hoedanigheden, dat de toekomst ligt der democratie. ‘België’, besluit de redenaar, ‘het industrieele België heeft zich steeds juist daarin groot getoond: deze prachtige tentoonstelling is er het schoonste bewijs van, is als de synthesis van deze vruchtdragende deugden bij 't begin van een nieuwe regeering, die zoo schitterend belooft te zijn. Het is mijn vurigste wensch, het zich langs dezen weg steeds te zien verhoogen.’ Daverend werd Roosevelt toegejuicht, waarna de Koning hem op het podium geluk ging wenschen en, gelijk
| |
| |
ik u zei, mee naar het paleis nam, waar hij aan tafel kwam zonder dat hem waarschijnlijk het ‘evening dress’ werd opgelegd.
Die ‘evening dress’ had hij echter aangetrokken voor den raout op het stadhuis, te zijner eere door het gemeentebestuur ingericht. Hij wandelde minzaam groetend de zalen door, bleef echter slechts korten tijd. Er waren niet minder dan tweeduizend genoodigden, waaronder vele dames.
Op het oogenblik dat ik u dit sein, worden de buffetten nog steeds bestormd.
***
De Koning heeft vanavond een diner gegeven ter eere van Roosevelt. Mede zaten o.a. aan de Koningin, mevrouw Roosevelt, Roosevelt's zoon en dochter, de gezant der Vereenigde Staten, de ministers van buitenlandsche zaken, van koloniën en van binnenlandsche zaken. Er is geen enkele toespraak gehouden.
***
Een schitterende receptie is, ter eere van Roosevelt, vanavond op het stadhuis gegeven. Een dicht opeengepakte menigte juichte hem op de Grande Place toe.
De burgemeester stelde de gast aan den gemeenteraad voor. Na een bezoek aan de salons, heeft een raout plaats gehad.
N.R.C., 29 April 1910. |
|