het ondergaat. Geen wonder dan ook dat onze Vlamingen, die Fransch schrijven, nog zoo weinig als Vlamingen aandoen,... zelfs niet meer door hun Fransch, dat zij hebben leeren verzorgen; in tegenstelling dan weêr met de schrijvers van vorige geslachten die er op uit waren, ook in het Fransch vooral toch Vlaming (of Waal) te blijken.
Van zulke mentaliteit is Roger Avermaete vrijgebleven. En misschien wel, in de eerste plaats, omdat hij zoo door en door een Antwerpenaar is. Antwerpen: het is Vlaanderen dat de Wereld ontvangt. En omdat Antwerpen zoo patricischzelfbewust is, kan het dit doen zonder iets van het eigen wezen prijs te moeten geven. Antwerpen, de meest cosmopolitische stad van België, kon de stad blijven, die het meest-Vlaamsch is, meer: de stad die in Vlaanderen zijn meest-persoonlijke houding wist te handhaven. De rijke gastheer Antwerpen weet wat zijne gasten hem verschuldigd zijn: wie immers is goedgeefsch en alles-begrijpend als hij? En zoo zou, ook letterkundig gesproken, Antwerpen reeds een zeer eigene plaats behouden, zoo goed als zonder bekommernis om wat buiten de wallen der stad gebeurt.
Het kan derhalve verwonderen dat wij nog steeds den groot-patricischen roman over Antwerpen moeten missen; althans dat de Antwerpsche roman, van lieverlede een Schelderoman, vooral speelt onder de mindere luyden die leven aan en van den Stroom. Naar aanleiding van ‘Cacao’, het jongste verhaal van Maurice Gauchez, heb ik u, enkele maanden geleden, benaderend aangegeven, wat de Belgische letterkunde, Vlaamsche als Fransche aan het Schipperskwartier dankt: men vindt er niet in verwezenlijkt wat Conscience's ‘Koopman van Antwerpen’ en Eekhoud's ‘Nouvelle Carthage’ in het vooruitzicht stelden; maar men vindt