Vlaamschen.
Met dat al geef ik heel gaarne toe, dat wij, Belgen, vooralsnog niet dan bij zeldzaamheid bewezen hebben, aangelegd te zijn voor een ruim-opgezet verhaal met diepmenschelijken ondergrond en stevig-psychologische ontwikkeling. En hier kunnen het Vlaamsch-picturale als het Waals-muzikale zeer zeker schuld aan hebben. Wij zijn frisch-zintuigelijk, en hebben doorgaans aan onze zintuigelijkheid genoeg. Daar is echter nog een ander, en heel wat belangrijker factor, die, naar mij voorkomt, het ontwaken bij ons van, bijvoorbeeld, een Stendhal zoo goed als onmogelijk maakt: dat is het egaal-burgerlijke van het Belgische leven.
Tot bij den oorlog kende de Belg geen strijd: hij leidde een gemakkelijk leven, dat den nood der zelfontleding uitsloot, te meer daar hij aan sensoriëel genot, hetgeen kultuur moest vergoeden, voor zijn part genoeg had. Geen wonder, dat de roman, spiegel van sociaal of dieper-individueel leven, bij ons geen grooten bloei kende: de Belgische omstandigheden leenden er zich weinig toe, en nog minder de Belgische menschen; wij leden eenvoudig armoede aan onderwerpen.
Doch ziet, daar komt iemand zoowaar met een onderwerp aandragen. Het is Auguste Vierset, die, hoewel nog geen veteraan, toch wel iemand met literaire ervaring is. Dat onderwerp, verwerkt in ‘A la Recherche de l'Amour’, is weliswaar niet nieuw. Maar het is veel meer: het is eeuwig. Het verwacht alleen eene nieuwe omkleeding om weêr maar eens te boeien. Aangepast op Belgische toestanden hadde het een pracht van een Belgischen roman kunnen geven. Dat onderwerp, de auteur, omschrijft het zelf: