omdat juist de hierboven-opgesomde eigenschappen er het best, want het natuurlijkst tot hun recht komen; een romantisme vol schranderheid, een stevigheid vol durf, roekeloosheid die nimmer lichtzinnigheid wordt, en helaas hier en daar de slordigheid van hem, die den tijd niet heeft voor beuzelarijen.
Dat Pierre Nothomb's eigenschappen in ‘Risquons Tout’ beter tot hun recht kwamen dan in andere verhalen naar zijne hand als, bijvoorbeeld: ‘Le Lion Ailé’, den onlangs verschenen roman over het fascistisch Italië, zal wel liggen aan het onderwerp dat er in wordt behandeld.
Het gaat hier niet aan, ‘Risquons Tout’ na te vertellen: de geschiedenis van een jong Belgisch heethoofd, die dweept met de entiteiten vaderland en vrijheid, en er zich zelf in het verderf door stort, na er gansch zijne familie ongelukkig door te hebben gemaakt. Zooals deze roman is, heet hij een ‘essai de roman national’ te zijn. En inderdaad, hij stroomt over van nationale aanhankelijkheid, van mystieke vaderlandsliefde. Maar die verleidt tot de dolste avonturen. Feitelijk laat deze roman, wat het onderwerp betreft, ten zeerste perplex. Wordt hij ons geboden als een voorbeeld? Of moeten wij hem voor eene waarschuwing houden, voor eene verwittiging tegen de overdrijvingen waar patriottisme toe verleiden kan? In de ‘prière d'insérer’, die ook dit boek, naar Fransch voorbeeld, ten behoeve van den overwerkten en uitgeputten criticus begeleidt, lees ik: ‘Risquons Tout est le nom d'un hameau de la frontière franco-belge où des bandes révolutionnaires, venues de Paris, se heurtèrent aux régiments de Léopold I; c'est aussi la formule qui exprime le mieux la vie ardente et folle de Louis Duvelin, lieute-