de jonge Lodewijk van Deyssel zijn eerste kranige prozastukken opgenomen kreeg, een proza waarin hij voor ‘de eer der Fransche meesters’ opkwam tegenover Schaepman, die niet weinig versteld stond, toen hij vernam, dat die geestdriftige en bliksemde beschouwingen uitgebroed werden in het huis van zijn goeden vriend Thijm - een verrassing, waar hij wel van geschrokken zal zijn.
Later was de leider van de Warande de Leuvensche hoogleeraar Paul Alberdingk Thijm, van wien ons alleen een paradoxale uiting heugt, namelijk deze geriskeerde, dat ‘elke handeling, die door het geweten des schrijvers, door den godsdienst van het land, van de gemeente of het gezelschap waarvoor hij werkt, door de wet, door de politie als strafbaar wordt beschouwd, en door den tooneeldichter daarentegen aangeprezen, of althans verdedigd, in bescherming genomen, verontschuldigd of verschoond wordt, de zedelijkheid kwetst en de schoonheid van 't spel benadeelt’.
We staan wel veraf, tegenwoordig, van zulke biechtvaders-beschouwing van kunst!
Dat de Dietsche Warande indertijd het eerste werk van Streuvels Lenteleven doodverfde als somber pessimisme en naargeestig naturalisme - dat alles behoort tot een ver verleden.
In 1886 werd het tijdschrift van den jongeren Thijm versmolten met het Belfort, en van toen af heeft de Antwerpsche publiciste juffrouw Belpaire daarin een belangrijke plaats ingenomen.
Juffrouw Belpaire behoort tot een patriciërs-familie, die bij traditie altijd de kunst en de kunstenaars groote genegenheid heeft betoond. Hoevelen - welke denkwijze