schrijver heeft blijkbaar gestreefd naar Stendhaliaansche bondigheid. Hij heeft erbij vergeten, tot bij het laatste deel van zijn roman, dat dan ook veruit het beste is, hoe Stendhal nooit beweert zonder te bewijzen: steeds komt eene handeling, eene daad, zijne psychologische vooruitzetting bevestigen, hetgeen dan ook de levendigheid en waarachtigheid van het verhaal verzekert. De voorstelling van Chenoy is daarentegen, zoo niet verward, dan toch eenigszins troebel. Hij geeft ons meer te raden dan onmiddellijk te begrijpen. Lafontaine vertelt van zijne vrouw, die de uitvoerige ridderromans van haar tijd placht te verslinden, dat zij de bladzijden ongelezen omsloeg ‘quand c'est le saint ermite qui parle’; als Chenoy aan het analyseeren gaat, analyseeren zonder handeling, dan bekruipt ons de lust, de vrouw van Lafontaine na te volgen.
Nochtans is het karakter van Luc Morel, de hoofdpersoon van ‘Un But’, zooniet geheel nieuw, dan toch boeiend, en het is een eerste verdienste van Léon Chenoy, er de teekening van te hebben gewaagd. Chenoy heeft een fijn doorzicht: de keus alleen van deze figuur bewijst ons de diep-gaande beteekenis van zijn literair vernuft. Het gekozen motto uit La Rochefoucauld: ‘On est quelquefois aussi différent de soi-même que des autres’ wordt belichaamd in een jongeman, die, ‘romancier et essayiste’. de zelf-beschouwing tot bij hare uiterste grenzen beoefent, doch zich over eigen wezen vergist. Of beter gezegd: die door het beeld, dat hij heeft van zich-zelf, zijn dieper, instinctmatig en intuïtief wezen belet tot uiting te komen. Zijne zelf-beheersching, zijn wil, die hem doel en plicht bepalen, zijn alleen een mom op zijne sensueele timiditeit. Het is veel meer die gloeiende schuchterheid,