Frans Hellens
OEil-de-Dieu
Op het schutblad van zijn jongsten roman ‘OEil-de-Dieu’, dien hij opgenomen ziet in de ‘Collection Edmond Jaloux’ welke Emile-Paul uitgeeft, laat Frans Hellens een lijstje afdrukken van zijne vorige werken, dat tien nummers bedraagt. Dat lijstje is onvolledig: bij mijn weten ontbreken twee titels, die van een roman: ‘En écoutant le bruit de mes talons’, en die van een nochtans merkwaardig tooneelwerkje: ‘Massacrons les Innocents’, om te zwijgen van zijn kunst-historisch werk.
Is dat weglaten een vergetelheid? Ik zie er eerder het teeken in van gerijpte kieskeurigheid, van een zelftucht die verwerpen wil wat niet meer past in de lijst van bewusten wil volgens bewuste kracht.
Ik heb hier herhaaldelijk, kort na mekaar, over Frans Hellens mogen schrijven. Ik heb het gedaan met steeds grootere strengheid, omdat ik bij werk aan werk de rijpheid van dezen schrijver zwellen voelde naar de gave perfectie toe.
Frans Hellens heeft het zich-zelf nooit gemakkelijk gemaakt. Zijn aanhoudend werken is een aanhoudend vechten geweest. Zeer open, zeer ontvankelijk voor al wat, aan literatuur, is en komt; nieuwsgierig op het ziekelijke af naar al de problemen van heden en morgen, waar men den menigvuldigen en weleens tegenstrijdigen weerklank van vindt in zijn tijdschrift: ‘Le Disque vert’, zal het Hellens meer dan wie ooit moeite hebben gekost, aan de invloeden te ontsnappen, die hem bestormden, aan al